Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

BRUIJN0008 - De hond die geen hond was

Een sage (boek), 1946

Hoofdtekst

DE HOND DIE GEEN HOND WAS

Er was eens een schipper en die voer met zijn schip over zee en toen verging het schip en hij kwam op een stuk hout aan land drijven. Hij was droevig, dat hij zijn schip verloren had en toen kwam daar een zwarte hond bij hem en die vroeg hem, wat hem scheelde.
- Och, je kunt me toch niet helpen, zei de schipper, maar de hond hield aan. - Ik zal het je maar zeggen, zei die, - ik kan je wel helpen.
De schipper was bang, dat die hond de Duivel was en hield zijn mond, maar toen het beest volhield, zei hij op laatst toch en hij vertelde, dat hij zijn schip had verloren en nu geen nieuwe meer krijgen kon.
- Bestel maar een schip, zei de hond, en de schipper bestelde een schip en toen ze dat aan het timmeren waren, liep de daar de hele tijd omheen, want hij moest het geld ervoor geven.
Toen het schip klaar was, betaalde de hond het, maar het had nog geen zeilen en touwen.
- Hoe moet ik daaraan komen? vroeg de schipper aan den hond.
- Hier heb je geld, zei de hond, - koop daar zeilen en touwen voor.
En toen die er op waren, zei de schipper: - Nu heb ik nog geen knechten en geen eten om op de reis van te leven.
De hond gaf hem weer geld. - Koop daar eten voor en huur knechten.
Dat deed de schipper en zo kwam hij klaar voor de reis.
- Nu moet ik ook meevaren, zei de hond toen.
Goed, en ze staken in zee.
- Je moet maar al noord-aan zeilen, zei de hond.
Goed, dat deed de schipper.
Toen ze drie dagen gezeild hadden, zei de hond: - Je moet je gereed maken, we krijgen een storm van anderhalve dag.
Goed, toen kregen ze ook die storm.
En toen de storm over was, zei de hond: - Nu hebben we lange tijd mooi weer.
En zo gebeurde het ook. Maar daarna zei de hond: Nu krijgen we weer een storm van een dag of drie, maak je maar gereed.
En het gebeurde weer, zoals de hond gezegd had.
En nadat ze lange tijd mooi weer hadden gehad, zei de hond, dat er een storm van week lang zou komen en dat ze het anker maar moesten laten vallen. Dat deed de schipper en die storm ging ook weer voorbij.
- Nu hebben we net zo lang mooi weer, als we nog op zee zijn, zei de hond toen. En dat hadden ze ook.
Ze voerden lange tijd door en toen vroeg de hond: - Zie je ook haast land?
- Neen, zei de schipper.
- Zeil vooral noord-aan, zei de hond.
Dat deed de schipper en na een dag of drie vroeg de hond weer, of de schipper nog haast geen land zag.
- Neen, zei de schipper, - ik zie geen land, maar ik zie wel een groot vuur. Het lijk de hel wel.
- Neen, zei de hond, - het is de hel niet en het is ook geen vuur. Het is mijn vaders kasteel, dat is van goud en daar schijnt de zon op. Toen zeilden ze nog een dag of drie en toen kwamen ze bij het land, maar ze konden niet dicht genoeg bij de wal komen, want het was daar niet diep genoeg. De hond zei, dat ze maar een boot uit moesten zetten en daar gingen ze toen mee naar het kasteel.
Daar kwam geen mensen en de hond zei: - Nu moet je drie kwade nachten uitstaan, maar hou je maar stil.
- Goed zei de schipper.
De eerste nacht brak aan, en toen de kaarsen opkwamen, was er een kamer vol volk en ze grepen den schipper beet en kaatsten hem elkander toe, van den een naar den ander. Zo de gehele nacht door en toen de dag aanbrak was al dat volk weg en ze waren weer met hun beiden en des daags aten ze met hun beiden.
Toen de kaarsen de tweede nacht weer opkwamen, ging het weer net zo en ze zeiden: - Dat is een mooie kaatsbal! En de derde nacht alweer zo. Maar toen zei de hond, dat het genoeg was, en ze kwamen in een kamer, waar een groot zwaard op tafel lag.
- Daar moet je me de kop mee af houwen, zei de hond toen.
Maar dat zinde de schipper niet. - Neen, dat kan ik niet doen, je bent veel te goed voor me geweest, zei hij.
- Je moet het toch doen, zei de hond, ander moet jouw kop eraf.
Toen deed de schipper het en toen de hond zijn kop er af was, werd hij een mens.
- Zie je wel, zei hij, - zo is het beter. Mijn vader had mij in een hond omgetoverd en op zo'n manier moest ik weer mens worden.
De schipper was natuurlijk heel blij. En hij kreeg nog zoveel geld van den hond toe, dat hij daar zijn hele leven genoeg aan had. Hij bedankte den hond, maar die zei, dat het niet nodig was. - Ik mag jou wel bedanken, zei hij.
En de schipper ging voort met zijn geld.

Onderwerp

VDK 0443* - De prins als hond    VDK 0443* - De prins als hond   

SINAT 0443* - Der Königssohn als Hund    SINAT 0443* - Der Königssohn als Hund   

Beschrijving

Er was een schipper die een schipbreuk leed. Hij spoelde op land aan, waar hij een pratende hond ontmoette. Deze zorgde ervoor dat de schipper een nieuw schip kreeg, zeilen en touwen, eten en knechten voor de reis op voorwaarde dat hij mee kon reizen.De hond ga het bevel om almaar noord te varen tot ze bij een gouden kasteel kwamen. Daar aangekomen zei de hond tegen de schipper dat hij drie kwade nachten moest doorstaan en voor drie dagen werd de schipper als menselijke kaatsbal gebruikt. Op de derde dag vroeg de hond aan de schipper om zijn hoofd af te hakken. De schipper weigerde, maar deed het uiteindelijk toch, anders werd zijn hoofd afgehakt. De hond veranderde vervolgens in een mens. Hij was door zijn vader betoverd en alleen zo kon hij weer mens worden. De schipper werd rijkelijk beloond en ging weer verder.

Bron

Nederlandse sagen/ Cor Bruijn. - Amsterdam: Ploegsma, 1946. p 41-43.

Commentaar

1946

Naam Overig in Tekst

Duivel    Duivel   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20