Hoofdtekst
No. 63. Dirk de Beer *) was een geweldig jager, maar hij leidde een slecht en goddeloos leven. Daarom moet hij na zijn dood eeuwig jagen, met z'n honden.
Hoort Dirk de Beer, die door de lucht jaagt, iemand in de bosschen zingen of fluiten, of ziet hij 'n late wandelaar op de heide, dan daalt hij op aarde neer en dwingt dien gast zijn vele honden vast te houden, terwijl hij alleen verder jaagt.
Als hij terugkeert hebben de honden zich allang losgerukt, en Dirk de Beer draait in zijn woede, dien armen kerel den nek om. 2)
Hoort Dirk de Beer, die door de lucht jaagt, iemand in de bosschen zingen of fluiten, of ziet hij 'n late wandelaar op de heide, dan daalt hij op aarde neer en dwingt dien gast zijn vele honden vast te houden, terwijl hij alleen verder jaagt.
Als hij terugkeert hebben de honden zich allang losgerukt, en Dirk de Beer draait in zijn woede, dien armen kerel den nek om. 2)
Onderwerp
SINSAG 0221 - Mann, der an Feiertagen jagt, zur ewigen Jagd verurteilt   
Beschrijving
Dirk de Beer moet als straf voor zijn goddeloos en slecht leven na zijn dood eeuwig blijven jagen, met z'n honden. Als Dirk 's avonds een eenzame wandelaar ziet, dwingt hij de wandelaar zijn honden vast te houden. Tegen de tijd dat Dirk dan terugkeert van zijn jacht, zijn de honden losgebroken en draait hij uit kwaadheid de nek van de wandelaar om.
Bron
Noord-Brabantsch Sagenboek/ J. R. W. Sinninghe. - Zutphen: W.J. Thieme & Cie. - [1933], p. 47.
Commentaar
[1933]
Valt onder hoofdstuk en titel(s): I. Mythologische Sagen: De Daemonen der vier elementen: D. Luchtgeesten: 1. De Wilde Jager - Dirk de Beer.
Bronnen:
2) Hanewinckel, Tweede Reize, 93-94, die ons vertelt dat "deze Derk de Beer niets anders is dan een zwerm plevieren wier geroep veel weg heeft van het blaffen van honden."
*) de ever.
Ter verg.: Schrijnen, N. Volksk. I, 96-97; de Cock, Studiën, 260-261; v. d. Bergh, N. Myth., 370; Kemp, Limb. S., 110-113; Wall Perné, Vel. S. I, 55-63. Driem. Bladen, II, 5; III, 3; VIII, 27; de Cock, VI. S. No. 140; de Cock's Teirl. No. 88; Wolf, N. S. No. 258, 260, 516, 517; D. M. u. S. No. 203, 204, 467, 468; Ons Volksl., II, 9; Limb. Jaarb., II, 14; Teirlinck, Folk. Flam., 133 vlg.; Sébillot, I, 165-178; 240 vlg.; 275-277. Handwörterb. IV, 588-590. (Jäger). Grimm. D. Myth., 517 vlg.
Derk de Beer: v. d. Bergh, N. Myth. 21-22. (sage uit 't Zutphensche.). Grimm, D. Myth., 194.
Bronnen:
2) Hanewinckel, Tweede Reize, 93-94, die ons vertelt dat "deze Derk de Beer niets anders is dan een zwerm plevieren wier geroep veel weg heeft van het blaffen van honden."
*) de ever.
Ter verg.: Schrijnen, N. Volksk. I, 96-97; de Cock, Studiën, 260-261; v. d. Bergh, N. Myth., 370; Kemp, Limb. S., 110-113; Wall Perné, Vel. S. I, 55-63. Driem. Bladen, II, 5; III, 3; VIII, 27; de Cock, VI. S. No. 140; de Cock's Teirl. No. 88; Wolf, N. S. No. 258, 260, 516, 517; D. M. u. S. No. 203, 204, 467, 468; Ons Volksl., II, 9; Limb. Jaarb., II, 14; Teirlinck, Folk. Flam., 133 vlg.; Sébillot, I, 165-178; 240 vlg.; 275-277. Handwörterb. IV, 588-590. (Jäger). Grimm. D. Myth., 517 vlg.
Derk de Beer: v. d. Bergh, N. Myth. 21-22. (sage uit 't Zutphensche.). Grimm, D. Myth., 194.
Mann, der an Feiertagen jagt, zur ewigen Jagd verurteilt.
Naam Overig in Tekst
Dirk de Beer   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20