Hoofdtekst
Het gerecht van Middelburg
De boosdoeners van Middelburg werden opgehangen in vroeger dagen. Tenminste, wanneer de schout die boosdoeners tusschen zijn vingers kon krijgen. Dat lukte niet altijd want het was met de schobbejakken te Middelburg precies zoo gesteld als met die uit andere streken.
Ze hielden zich schuil voor de schout en zijn rakkers.
Maar wanneer de schout van Middelburg ze te pakken kreeg gingen ze aan de galg. Daar was geen pardon voor.
En nu zou men zoo zeggen dat het daar dan mee uit was. De kerels hadden gezondigd. Ze werden dus gevangen en daarna gehangen. Fiat!
Maar zoo ging het te Middelburg niet.
Ze werden gehangen, zeker, maar daarmee was het niet uit. Nee, nog na dat de booswichten gehangen waren speelden ze hun kwade streken.
Wat ze dan deden?
Wel, ze bleven spoken.
Ja, op de plaats waar hen de laatste adem afgesneden werd kwamen ze bij nacht en ontij rondwaren.
Het werd zoo langzamerhand een heel gezelschap dat daar zoo 's nachts liep te klappertanden. Een vrij luguber troepje was het dat met hun verbleekte rammelende geraamten de buurt onveilig maakte.
Nu zegt u misschien, nu ja, het gewone spokenpraatje. Kom me daar niet mee aan. De menschen praatten zooveel in vroeger dagen en nu ook nog wel.
Tot uw dienst meneer, maar hier te Middelburg was het toch wat anders; niet maar zoo'n gewoon loos praatje dat onder bakers en keukenmeiden en zoo de ronde deed.
Bewijzen?
Hier zijn ze. Leest u maar wat Bartholomeus van de Capello de vroedschap verzocht.
Als er niet wat geweest was met die gehangenen, waarom zouden die werklui dan zoo "timide en bevreest" geweest zijn?
O zoo, meneer!
"Notulen van Wet en Raad der stad Middelburg.
12 october 1737.
"Is gelezen het request van Bartholomeus van de Cappello in qualiteit als boekhouder van de societeit der zaagmolens, te kennen gevende, dat gemelde societeit van intentie was den aanbouw te doen van nog twee zaagmolens, dicht bij het geregt dezer stad; dan alzoo bij de nieuw te bouwen molens ook nieuwe huizen voor het werkvolk zoo tot de molens, als andersints moeten worden gebouwd en dat het gedachte werkvolk bijzonder timide en bevreest zoude zijn om in gedachte buurt te wonen en 's avonds op de molens te malen, zoo verzocht de suppliant ootmoedelijk hun Edl. achtb. dat het voorschreven Gerecht van daar geliefde te laten removeeren, werd goedgevonden deze requeste te stellen in handen van de Heeren Thesauriers om te examineeren, en van haar Ed. consideratien rapport te doen."
Als het niet hemeltergend gespookt had bij dat "Geregt", waarom zou men dan zoo'n request ingediend hebben?
De boosdoeners van Middelburg werden opgehangen in vroeger dagen. Tenminste, wanneer de schout die boosdoeners tusschen zijn vingers kon krijgen. Dat lukte niet altijd want het was met de schobbejakken te Middelburg precies zoo gesteld als met die uit andere streken.
Ze hielden zich schuil voor de schout en zijn rakkers.
Maar wanneer de schout van Middelburg ze te pakken kreeg gingen ze aan de galg. Daar was geen pardon voor.
En nu zou men zoo zeggen dat het daar dan mee uit was. De kerels hadden gezondigd. Ze werden dus gevangen en daarna gehangen. Fiat!
Maar zoo ging het te Middelburg niet.
Ze werden gehangen, zeker, maar daarmee was het niet uit. Nee, nog na dat de booswichten gehangen waren speelden ze hun kwade streken.
Wat ze dan deden?
Wel, ze bleven spoken.
Ja, op de plaats waar hen de laatste adem afgesneden werd kwamen ze bij nacht en ontij rondwaren.
Het werd zoo langzamerhand een heel gezelschap dat daar zoo 's nachts liep te klappertanden. Een vrij luguber troepje was het dat met hun verbleekte rammelende geraamten de buurt onveilig maakte.
Nu zegt u misschien, nu ja, het gewone spokenpraatje. Kom me daar niet mee aan. De menschen praatten zooveel in vroeger dagen en nu ook nog wel.
Tot uw dienst meneer, maar hier te Middelburg was het toch wat anders; niet maar zoo'n gewoon loos praatje dat onder bakers en keukenmeiden en zoo de ronde deed.
Bewijzen?
Hier zijn ze. Leest u maar wat Bartholomeus van de Capello de vroedschap verzocht.
Als er niet wat geweest was met die gehangenen, waarom zouden die werklui dan zoo "timide en bevreest" geweest zijn?
O zoo, meneer!
"Notulen van Wet en Raad der stad Middelburg.
12 october 1737.
"Is gelezen het request van Bartholomeus van de Cappello in qualiteit als boekhouder van de societeit der zaagmolens, te kennen gevende, dat gemelde societeit van intentie was den aanbouw te doen van nog twee zaagmolens, dicht bij het geregt dezer stad; dan alzoo bij de nieuw te bouwen molens ook nieuwe huizen voor het werkvolk zoo tot de molens, als andersints moeten worden gebouwd en dat het gedachte werkvolk bijzonder timide en bevreest zoude zijn om in gedachte buurt te wonen en 's avonds op de molens te malen, zoo verzocht de suppliant ootmoedelijk hun Edl. achtb. dat het voorschreven Gerecht van daar geliefde te laten removeeren, werd goedgevonden deze requeste te stellen in handen van de Heeren Thesauriers om te examineeren, en van haar Ed. consideratien rapport te doen."
Als het niet hemeltergend gespookt had bij dat "Geregt", waarom zou men dan zoo'n request ingediend hebben?
Beschrijving
Heel vroeger werden de criminelen van Middelburg opgehangen. Dan denk je: dat is dat. Maar nee, deze criminelen bleven rondspoken. Het bewijs? Dat is een verzoek van het werkvolk om de molens en huizen die dicht bij het gerecht gebouwd zouden worden op een andere plek te mogen bouwen.
Bron
Legenden langs de Noordzee/ S. Franke. - Zutphen: W.J. Thieme & Cie, 1934, p. 48-50.
Commentaar
1934
Naam Overig in Tekst
Bartholomeus van de Capello   
Edelachtbare   
Gerecht   
Heren Thesauriers   
Geregt   
Naam Locatie in Tekst
Middelburg   
Wet   
Raad   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20