Hoofdtekst
Tot de heer Helt te gast zijnde, noode ik het gantse geselschap wederom. R. 'Fiat, wanneer wilt gij ons hebben?' R. 'Als U Edele best sal gelegen komen.' 'Dat's niemandal geseyt', seyd'er één, wij willen een vasten dag hebben.' R. 'A la bonheur toekomende saterdag. R. 'Fiat.' Sij quaemen, men wagte tot half, tot heel twee, jae tot half drye incluys. R. 'Wat d[uyvel] is dat te seggen, sal hier geen tafel gedeckt worden?' R. 'Ja, toch.' R. 'Wanneer dan? De klock is al over half dryen.' R. 'Niet voor morgen, want dese saterdagh is immers voor een vastendagh gestelt.'
Beschrijving
De verteller nodigt een gezelschap bij hem uit. Het gezelschap wil graag een 'vaste' dag horen, waarop zij een bezoek kunnen brengen. Wanneer zij op de afgesproken dag langskomen, laat het gastdiner erg lang op zich wachten. Op de vraag of ze nog te eten gaan krijgen wordt nee geantwoord, omdat was afgesproken dat deze dag een vastendag zou zijn.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
derde kwart 17e eeuw
Naam Overig in Tekst
Helt   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20