Hoofdtekst
Iemant t' onrecht gevangen sijnde, soo seyde de rechter: 'Al sijt gij nu onschuldich, soo hebt gij evenwel voor desen wel strafbaere dingen bedreven.' Hij antwoorde; 'Ick heb mij altijt als een eerlijck man gehouden en noyt eenich quaedt gedaen.' 'Soo dat soo is', seyde de rechter, 'soo moocht gij wel voor een sanct passeeren, wij sullen u dan een oor laten afsnijden om van u reliquiën te mogen houden.'
Beschrijving
De rechter zei tegen iemand, die ten onrechte gevangen was dat hij hiervoor vast wel eens strafbare dingen had gedaan. De man zei dat hij altijd eerlijk was en dat hij nog nooit iets verkeerds had gedaan. De rechter zei hierop dat de man dan wel heilig verklaard mocht worden en dat zijn oor eraf gesneden moest worden om als relikwie te bewaren.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20