Hoofdtekst
Een cardinael hoorende van een jongeling van twaelf jaeren een geleert gespreck seyde: 'De kinderen die haere jeugt soo wijs sijn, worden in de mannelijcke jaeren slegt en kleyn van verstant.' Waerop de jongeling antwoorde: 'Soo moet gij in u jeugt seer uytsteeckende geweest zijn.' [boven de eerste regel: Hugo de Groot].
Beschrijving
Een kardinaal hoorde een geleerd gesprek van een jongeling. Hij zei dat kinderen die in hun jeugd zo wijs zijn, hun verstand verliezen als zij groot zijn. De jongeling antwoordde hierop: 'Dan moet uw jeugd perfect zijn geweest.'
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20