Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

DYKFRIES2002 - Asschepoester

Een sprookje (boek), 1896

Hoofdtekst

Asschepoester.
Een rijk heer had drie dochters; de oudste daarvan was zijn voorkind. Zijne vrouw, haar stiefmoeder, mocht dat meisje niet lijden en de vader zelf eigenlijk ook niet. Eens gingen de zusters met haar drieën uit wandelen, en de oudste liep in het midden. Toen zeiden alle menschen: «Die in het midden loopt is de mooiste.» - Hare zusters hoorden dit en zeiden: «Jij moet aan de linkerzijde loopen.» - Zij deed dit, en nu zeiden alle menschen: «Die aan de linkerzijde loopt is de mooiste.» - Hierop zeiden de zusters: «Jij moet aan de rechterzijde loopen.» - Zij deed het weêr, en alle menschen zeiden: «Die aan de rechterzijde loopt is de mooiste.»
Tehuis gekomen vertelden de zusters wat zij hadden moeten hooren en dit hinderde de ouders zeer. Zij kwamen overeen om zich van het gehate meisje te ontdoen. Aan een hunner bedienden droegen zij op een rijtuig in te spannen, met haar naar het bosch te rijden en haar op eene eenzame plaats te vermoorden. Ter voorkoming van bedrog werd hem bevolen een harer vingers en een stukje van haar tong meê terug te brengen. Toen de knecht aan de juffer meêdeelde dat hij met haar een rijtoertje moest maken, was zij zeer verblijd. Zij trok haar fraaiste kleêren aan en pronkte zich op met al haar goud, zilver en juweelen. Zij reden ver weg en toen zij eindelijk midden in het groote bosch waren, zeide de knecht, dat hare ouders hem bevolen hadden haar te dooden. Hierop begon zij jammerlijk te schreien, zij viel den knecht te voet en smeekte hem haar te sparen. Hij had deernis maar zeî: «Ik ben verplicht om bij mijne terugkomst een uwer vingers en een stukje van uw tong aan uwe ouders te toonen: hoe red ik mij daar door?» - Gelukkig zagen zij op eenigen afstand een galg waaraan een doode hing. De knecht spoedde zich daarheen om zich van hetgeen hij noodig had te voorzien. Daarop reed hij huiswaarts, maar was genoodzaakt het meisje aan haar lot over te laten.
Zij ging alleen de wijde wereld in, zonder te weten waarheen. Na lang loopen kreeg zij een adellijk slot in het oog en dacht: «Wie weet of ik daar geen werk kan vinden?» Hare fraaie kleederen en hare kostbaarheden verborg zij in een hollen boom en ging naar het slot, waar zij vroeg om een dienst, al was het maar als asschepoester, Nu ja, daarvoor kon men haar gebruiken. Zoo diende zij daar als asschepoester en genoot van niemand eenige achting of toegenegenheid.
De heer en de vrouw van het slot alsmede hun zoon gingen 's zondags altijd getrouw ter kerk, met gevolg van bedienden, en dan bleef asschepoester alleen tehuis. Maar zij wenschte ook gaarne eens naar de kerk te gaan. Daarom zorgde zij op een zondagmorgen vroegtijdig met haar werk gereed te zijn. Zoodra de huisgenooten vertrokken waren haalde zij hare mooie kleêren uit den hollen boom, kleedde zich, stak een prachtigen gouden ring om den vinger en begaf zich ter kerk. Zij zocht eene plaats zoo na mogelijk bij dien van den zoon van haren heer. De jonker zag haar met de grootste bewondering en begreep niet wie die mooie jonkvrouw kon zijn. Zij reikte hem haar reukdoosje toe en hij achtte zich daardoor zeer vereerd. Zij verliet de kerk vroeger dan de anderen, verborg hare fraaie kleêren weêr in den hollen boom, en toen de huisgenooten terugkwamen was zij weêr op hare plaats als asschepoester.
De heer en de vrouw en hun zoon vroegen elkander af of zij de mooie jonkvrouw kenden, die men heden voor het eerst in de kerk had gezien? Maar niemand wist wie zij was; allen moesten erkennen nimmer te voren schooner jonkvrouw te hebben aanschouwd.
Een paar dagen later werd de jonker ongesteld. Hij hield zijn bed, maar wilde niemand mededeelen wat hem scheelde en hij verkoos ook geen geneesheer te ontvangen. Zijne moeder maakte hem keur van spijzen gereed, maar niets smaakte hem. Hij at in het geheel niet. Eindelijk gebood de moeder aan asschepoester eene heel lekkere brij te koken. Het meisje deed dit en toen het kooksel gereed was deed zij den prachtigen ring, dien zij des zondags in de kerk om den vinger had gehad, in de brij. Toen nu de jonkheer van de brij at, kreeg hij dien gouden ring in den lepel en zag terstond dat het de ring was van de onbekende jonkvrouw des zondags in de kerk. Daarop zeide hij, dat hij de eigenares van dien ring bij zich wenschte te zien; zij zoude hem kunnen genezen. Dit werd aan asschepoester medegedeeld en deze beloofde te zullen zorgen dat de bedoelde jonkvrouw spoedig bij den jonker kwam.
Zij haalde haar pronkgewaad weêr uit den hollen boom, tooide zich er mede niet minder fraai dan op den bewusten zondag en verscheen zoo voor de legerstede van den zieke. Nu zagen de vader, de moeder en de zoon alle drie dat asschepoester zelve de jonkvrouw was, die zij in de kerk hadden gezien. Men vroeg haar hoe zij aan die kostbare kleeding kwam en zij vertelde hoe ‘t haar was vergaan. Nu bekende de jonker wat hem schortte. Verliefd geworden op de onbekende jonkvrouw wist hij niet waar haar te vinden. Hij smeekte zijne ouders om hunne toestemming voor zijn huwelijk met asschepoester en zij gaven deze gewillig. Spoedig daarna reisden de twee gelieven naar de ouders der bruid en deze waren zeer verblijd toen zij haar kind terugzagen.
Toen zijn de jonker en asschepoester getrouwd en zij hebben samen lang en gelukkig geleefd.

Onderwerp

AT 0510 - Cinderella and Cap o' Rushes    AT 0510 - Cinderella and Cap o' Rushes   

ATU 0510 - Cinderella and Peau d’âne.    ATU 0510 - Cinderella and Peau d’âne.   

Beschrijving

Een mooi jong meisje wordt door haar ouders en haar stiefzussen gehaat om haar schoonheid. De ouders besluiten haar te laten doden door een van hun bedienden. Als bewijs moet hij een van haar vingers en haar tong aan hen tonen. Wanneer de bediende het meisje vertelt wat hij moet doen, smeekt ze hem haar te laten leven. De bediende neemt een vinger en de tong van een gehangene mee als bewijs dat hij aan zijn opdracht heeft voldaan. Het meisje vlucht en verbergt haar kleren in een holle boom. Zij vindt werk als Asschepoester bij een rijke familie. Als de familie zondags ter kerke gaat, besluit het meisje ook te gaan. Ze draagt haar mooie kleren en trekt de aandacht van de zoon. De zoon wordt ziek en lijkt door niets genezen te kunnen worden totdat het meisje pap voor hem kookt en hier haar gouden ring in doet. De jonker wil de eigenaresse van de ring zien en Asschepoester hult zich opnieuw in haar mooie kleren en toont zich aan de jonker. De jonker geeft aan dat hij ziek was van verliefdheid en dat hij met Asschepoester wil trouwen, waarvoor zijn ouders gewillig toestemming geven.

Bron

Waling Dykstra: Uit Friesland's volksleven van vroeger en later: volksoverleveringen, volksgebruiken, volksvertellingen, volksbegrippen. Leeuwarden [1896], deel 2, 8-10.

Motief

P252.2 - Three sisters.    P252.2 - Three sisters.   

S31 - Cruel stepmother.    S31 - Cruel stepmother.   

S11 - Cruel father.    S11 - Cruel father.   

K512.2.0.3 - Eyes, ears, fingers of corpse substituted for those demanded of victim.    K512.2.0.3 - Eyes, ears, fingers of corpse substituted for those demanded of victim.   

K512 - Compassionate executioner.    K512 - Compassionate executioner.   

N711.4 - Prince sees maiden at church and is enamored.    N711.4 - Prince sees maiden at church and is enamored.   

T24.1 - Love-sickness.    T24.1 - Love-sickness.   

H94 - Identification by ring.    H94 - Identification by ring.   

H111 - Identification by garment.    H111 - Identification by garment.   

L162 - Lowly heroine marries prince (king).    L162 - Lowly heroine marries prince (king).   

Commentaar

1896
Cinderella and Cap o' Rushes

Naam Overig in Tekst

Asschepoester    Asschepoester   

Assepoester    Assepoester   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20