Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

DYKFRIES2174

Een sage (boek), 1896

Hoofdtekst

In zeemansspookverschijningen speelt jonker Hein van Paardenpoot meestal de hoofdrol. Hij of iemand zijner familie zal het ook wel geweest zijn, die schipper Uilke Annes van Hindeloopen eens doodelijk beangst maakte.
Het is zeker reeds langer dan honderd jaren geleden, dat de hindelooper veerschipper Uilke Annes zich, vergezeld van zijn hond, op den avond voor kerstmis naar den zeeoever begaf om vogels te schieten. Zijne vrouw Bauk had gezelschap, haar nicht Rintk Abada van Molkwerum was <<uitvanhuis>> gekomen om de kerstdagen over te blijven. Hij wilde jacht maken op de wilde ganzen, die in dezen tijd van het jaar dikwijls in groote troepen uit het noordwesten komen overvliegen. Zee-eenden en duikers zou hij ook niet versmaden. Hij wenschte nicht Rintk met kerstmis op gevogelte te onthalen. Het gelukte hem echter niet spoedig, iets onder schot te krijgen. Op het strand langs de zeepalen heen en weêr sluipende met het geladen geweer onder den arm, vernam hij wel ganzen, maar zij waren altijd te ver af. Of hij ze niet goed genoeg kon zien of dat hij wat vreesachtig was? Het laatste zou het geval kunnen zijn, want ieder wist, dat het toen ter tijd daar, in den zoogenaamden Stinkhoek, niet zuiver was, nl. van spokerij.
Reeds meer dan eens was Uilke gereed geweest om er op los te branden, maar telkens schenen de ganzen onraad te bemerken. Zij begonnen dan beweging te maken en te snateren, als om elkander te waarschuwen, waarop het geheele gezelschap de vlucht nam. Dit stemde den man natuurlijk onaangenaam en tot vloekens toe. Dien avond zonder vogels tehuis te komen, dit liet zijn eergevoel niet toe, hoe koud het ook was en hoe duister het ook werd. Want telkens op nieuw vernam hij gevogelte in de nabijheid.
Eindelijk scheen het dat er een troep hem nader kwam dan tot nu toe gebeurd was. Maar al hoorde hij de vogels duidelijk, zien kon hij ze nog niet. Zijn hond, die hem steeds ter zijde bleef, scheen ook iets te vernemen : deze werd onrustig. Uilke had moeite het dier stil te houden, en dit was toch noodzakelijk : een weinig gegrom van den hond zoude alles kunnen bederven. Eindelijk meende Uilke de vogels te zien en de hond geeselde met zijn staart als wilde hij zeggen : <<Pas op ! zij naderen.>> Maar, terwijl de jager besloot er een schot aan te wagen, waren de vogels plotseling weêr afgetrokken. Zoo duurde 't eene geheele poos ; de verveling greep Uilke aan. Maar . . . . hoor ! .... ja zeker ! de vogels komen weêr nader. <<Zwijg hond !>> - Maar hoe nu? De hond scheen angstig te worden ; en terwig Uilke hem hierom nauw hoorbaar beknorde, zag hij de vogels meer en meer naderen. <<Drommels !>> zeî hij bij zich zelven, <<ik geloof er is een zwaan bij. Die eene is zoo wit en steekt zoo bij de anderen af, hij is ook veel grooter en nadert sneller.>> De hond gromde aanhoudend en scheen zich geweld aan te doen om het blaffen te laten, waartoe zijn baas hem steeds dringender aanmaande. De witte vogel naderde nog meer en werd ook zachtjes aan grooter, ja, al spoedig kreeg hij zulk een omvang, dat Uilke nog nooit zoo'n grooten vogel had gezien. Hij werd waarlijk bijna zoo groot als een mensch en kwam recht op den schipper af. Hij scheen over het water te zweven ; maar zie ! nu wordt hij weêr kleiner. De drommel mag weten wat dit te beteekenen heeft!
In deze oogenblikken doemden bij Uilke allerlei herinneringen op van geestverschijningen; de angst maakte zich van hem meester, maar de oogen kon hij niet of houden, van wat nu eens nader scheen te komen en dan weêr scheen te deinzen. Rillende en bevende niet alleen van koude, zoude hij gaarne het hazenpad hebben gekozen, maar de knieën knikten en de beenen weigerden voor een oogenblik hunnen dienst, terwijl de hond als ineengekrompen zich achter hem verschool. Maar de verschijning kwam zoo nabij, dat Uilke eensklaps met een luiden angstkreet de vlucht nam ; de hond was hem spoedig vooruit. Hoe snel de schipper mocht loopen, de verschijning haalde hem in. Toen de man al loopende eens over den schouder keek, was het spook onmiddellijk achter hem. In hetzelfde oogenblik snelde 't hem voorbij en vooruit. En bij het hekje, waar Uilke door moest om tehuis te komen, bleef de witte gedaante stand houden. Nu werd de toestand hachelijk. Een andere weg was er niet, en op den zeedijk blijven staan kon hij niet. Door het hekje te gaan alsof er nets te doen was! .... Het denkbeeld alleen deed hem ijzen. Doch toen na een poos besluiteloos gestaan te hebben, nauwkeurig toekeek, scheen het spooksel in den grond weg te zinken. Nu waagde de man het toch om met een flinken aanloop door het hekje te komen. Hij was daar bijna gestruikeld over zijn hond, maar hield zich toch op de beenen.
Schipper Uilke, wiens aangehuwde kleinzoon, thans een oud man, mij het geval mededeelde, bleef altijd gelooven dat hij iets bovennatuurlijks had gezien. Trok iemand dit in twijfel, dan zeide hij : <<Wat men zelf ziet en ondervindt is geen goochelspel.>>

Onderwerp

SINSAG 0361 - Spuktier, das immer grösser wird, erschreckt Mann.    SINSAG 0361 - Spuktier, das immer grösser wird, erschreckt Mann.   

Beschrijving

Schipper Uilke Annes van Hindeloopen gaat op de avond voor kerst op ganzen jagen. Hij kan echter geen enkele vogel raken en wordt hier erg boos door. Op een gegeven moment denkt hij eindelijk een groep ganzen te hebben gevonden op wie hij kan schieten. Hij denkt er zelfs een zwaan tussen te zien! Maar de zwaan blijkt een spookverschijning te zijn die steeds groter wordt en de man de stuipen op het lijf jaagt. De man weet uiteindelijk veilig thuis te komen.

Bron

Waling Dykstra: Uit Friesland's volksleven van vroeger en later: volksoverleveringen, volksgebruiken, volksvertellingen, volksbegrippen. Leeuwarden [1896], deel 2, p. 203-205.

Naam Overig in Tekst

Hein van Paardenpoot    Hein van Paardenpoot   

Uilke Annes van Hindeloopen    Uilke Annes van Hindeloopen   

Bauk    Bauk   

Rintk Abada van Molkwerum    Rintk Abada van Molkwerum