Beschrijving
(a) De (een) meid, (a1) meiden, (a2) dochter, (a3) een vrouw, (b) van een boer, (b1) dominee, (b2) dokter, (b3) rijke mensen, (c) maakt (maken pannekoeken. (c1) iets lekkers, (d) als haar baas en bazin (vader en moeder), (d1) de boerin, (d2) haar man, weg is, (e) met de knecht, (e1) boer, (e2) een andere man. (f) Omdat ze bang zijn (is) dat de papegaai hem (haar) verraden zal, stoppen (stopt) ze deze onder een koperen emmer (ketel), (f1) doen ze een schort over de kooi. (g) De papegaai vertelt later zijn baas en/of bazin (gevraagd hoe het gegaan is tijdens hun (haar) afwezigheid): "Toen de hemel (wereld) van koper was, ging de pan van sisserdesas" (of iets dergelijks, meestal in het Nederlands), (g1) "Toen de pan ging van snatterdesnat, zag ik de meid haar blote gat" (hij kon door een kier kijken).
Motief
B211.3.4
Subgenre
sprookje
Literatuur
Dorson 1967 121-122
Geldof 1979 174, 216
T.W.R. de Haan, in: Neerl. Volksl. X (1960) 171-172, De Haan 1974 144-145.