Hoofdtekst
[...]
Hij had zich een min of meer bepaalde voorstelling gemaakt van een mogelijke ontdekking door Lucie zijner relatie met mevrouw Du Roy; daar kwam een scène van, meende hij, met tranen en verwijten, met de bedreiging, dat zij van hem wilde scheiden, en verder met een eindeloos twisten en standjes maken.
Hij kon nu moeilijk weigeren verder te gaan, indien zij er zo op gesteld was.
"Hoe flauw!" zei hij knorrig. "Alsof ik niet altijd bereid ben met je uit te gaan, wanneer en zolang je maar wilt."
Zij klemde de lippen opeen, zei niets en ging verder. Van Brakel keek scherp door zijn bril. Goddank, mevrouw Du Roy stond niet aan de ingang van haar erf; als ze er nu maar voorbij waren, was het niets; dan zou hij met Lucie de andere kant om naar huis gaan.
Plotseling ontstelde hij. Ze waren nog slechts een paar huizen van het nette erf der huizinge Du Roy verwijderd, toen plotseling zijn hond, die hem als gewoonlijk ook nu was gevolgd, vooruitschoot, voor de ingang van het erf stilstond, en kwispelstaartend zijn meester aanzag, met een uitdrukking in de kop en in de gehele houding, welke volkomen en onmiskenbaar het karakter droeg ener uitnodiging om binnen te gaan.
"Hier!" bulderde Van Brakel, harder dan nodig en netjes is, als men met een dame wandelt. "Hier!"
Doch de hond stoorde zich er niet aan. 't Huis, waar hij voor stond, scheen hem lief, en hij holde ondanks de woede zijns meesters het erf over en de trappen van de voorgalerij op.
Lucie was krijtwit geworden. Zij keek het erf op toen ze er voorbijgingen; ze zag in de voorgalerij een vrouw in sarong en kabaja, die op haar hurken zat en de hond streelde, en ze zag, dat die vrouw de ene arm in de hoogte stak en met de vingers groette op Indische manier.
[...]
(Uit: P.A. Daum: H. van Brakel, Ing. B.O.W. Amsterdam 1982, p.95-96. De tekst is als eerste als feuilleton verschenen in het Bataviaasch Nieuwsblad in 1886)
Hij had zich een min of meer bepaalde voorstelling gemaakt van een mogelijke ontdekking door Lucie zijner relatie met mevrouw Du Roy; daar kwam een scène van, meende hij, met tranen en verwijten, met de bedreiging, dat zij van hem wilde scheiden, en verder met een eindeloos twisten en standjes maken.
Hij kon nu moeilijk weigeren verder te gaan, indien zij er zo op gesteld was.
"Hoe flauw!" zei hij knorrig. "Alsof ik niet altijd bereid ben met je uit te gaan, wanneer en zolang je maar wilt."
Zij klemde de lippen opeen, zei niets en ging verder. Van Brakel keek scherp door zijn bril. Goddank, mevrouw Du Roy stond niet aan de ingang van haar erf; als ze er nu maar voorbij waren, was het niets; dan zou hij met Lucie de andere kant om naar huis gaan.
Plotseling ontstelde hij. Ze waren nog slechts een paar huizen van het nette erf der huizinge Du Roy verwijderd, toen plotseling zijn hond, die hem als gewoonlijk ook nu was gevolgd, vooruitschoot, voor de ingang van het erf stilstond, en kwispelstaartend zijn meester aanzag, met een uitdrukking in de kop en in de gehele houding, welke volkomen en onmiskenbaar het karakter droeg ener uitnodiging om binnen te gaan.
"Hier!" bulderde Van Brakel, harder dan nodig en netjes is, als men met een dame wandelt. "Hier!"
Doch de hond stoorde zich er niet aan. 't Huis, waar hij voor stond, scheen hem lief, en hij holde ondanks de woede zijns meesters het erf over en de trappen van de voorgalerij op.
Lucie was krijtwit geworden. Zij keek het erf op toen ze er voorbijgingen; ze zag in de voorgalerij een vrouw in sarong en kabaja, die op haar hurken zat en de hond streelde, en ze zag, dat die vrouw de ene arm in de hoogte stak en met de vingers groette op Indische manier.
[...]
(Uit: P.A. Daum: H. van Brakel, Ing. B.O.W. Amsterdam 1982, p.95-96. De tekst is als eerste als feuilleton verschenen in het Bataviaasch Nieuwsblad in 1886)
Onderwerp
BRUN 05405 - Walking the Dog   
Beschrijving
Een getrouwde man heeft een buitenechtelijke relatie met een andere vrouw. Zijn echtgenote krijgt er lucht van. Op een avond wil ze met haar man uit wandelen gaan en langs het huis van de minnares lopen om hem op de proef te stellen. De man weet zich aanvankelijk goed te houden, maar zijn hond verraadt hem. De hond loopt regelrecht het erf op en de voorgalerij in om zoals gebruikelijk de minnares te begroeten.
Bron
P.A. Daum: H. van Brakel, Ing. B.O.W. Amsterdam 1982, p.95-96.
Commentaar
1886
Het boek H. van Brakel, Ing. B.O.W. verscheen voor het eerst als feuilleton in 1886 in het Bataviaasch Nieuwsblad. P.A. Daum bediende zich toen van het pseudoniem Maurits.
Walking the Dog
Naam Overig in Tekst
Lucie van Brakel   
H. van Brakel   
mevrouw Du Roy   
Indisch   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20