Boven moerassen en beemden zweefden vaak dwaallichtjes. Dat waren de zieltjes van ongedoopte kinderen. Wie een dwaallichtje zag, moest bidden tot het verdwenen was en naar de hemel ging.
Een man zag op een nacht een wit ding op hem afkomen. Hij dacht dat het een varken was. Toen hij dichterbij kwam werd hij plotseling op het beest geslingerd, dat nu zo groot was als een paard. Pas aan het einde van de weg werd hij weer op de grond…