Op een keer was hij [Jan Hepkes] aan het maaien bij een boer. Toen hij anderhalve rij gras gemaaid had, keek hij eens waarom het maaien niet zo goed ging: de zak zat nog om de zeis.
Een man wil maaien, maar vraagt zich af waarom het zo moeilijk gaat. Er blijkt nog een hoes om de zeis te zitten. Later maait hij de kop van het haarspit eraf.