Een man moet een preek houden, maar kan dit eigenlijk niet. Hij houdt een preek over een enorme steen, die in een enorme boom ligt en in een enorm groot water valt: dat moet wel een enorme plof geven.
De vrouw van meneer Pultrum hoorde op een avond, dichtbij haar huis, een plof van een lading hout, net alsof het zo van een wagen gegooid werd. Later stond hier een nieuw huis waar zij in kwamen te wonen.
Een jongeman hoorde op een avond achter de braakhokken een plons in het water. Een paar dagen is op precies die plek een buurman in het water verdronken.
Een visser ging eens naar de rivier toe om te vissen. Na slechts een oude ketel en een oude zak gevangen te hebben, kreeg de visser er zo de pest in, dat hij zich uit pure ergernis met een plof en een vloek in de rivier liet vallen. Hij kwam terecht…
Een schoonvader en de zijnen horen in huis een keer een plof. Buitengekomen valt er niets te zien. Maar de volgende dag als een dekker van het dak valt, horen ze precies dezelfde plof in werkelijkheid.