Een koopman op de markt verklaart een schaap voor een 'stoter' (=twaalfenhalve cent) te willen verkopen. De koper zegt van stoters niets te weten, maar is bereid drie stuivers voor het beest neer te leggen.
Een koopman biedt bezems voor een 'stoter' (twaalfenhalve cent) aan. Een vrouw weet niet wat een stoter is, maar is bereid drie stuivers voor de bezem neer te leggen. Dat vindt de koopman vanzelfsprekend goed.