De vader van de verteller heeft in een leeg veld lichtjes gezien. Volgens de moeder van de verteller zou daar later iets komen. Er is later een tramlijn gekomen.
Een aantal mensen lopen ’s nachts tegen een huis aan wat er eerst niet stond. Iemand steekt een stok op die plek in de aarde. Jaren later is daar een huis gebouwd.
Je had van die mensen, die zagen dat al van tevoren. Dan keken ze maar over de deur en konden ze zo een begrafenisstoet zien. Daarom moet je ook niet midden op de weg lopen want dan werd je aan de kant van de weg gezet.
Iemand die met de helm geboren was, moest drie dagen van tevoren iemand gaan begraven. Hij moest uit bed. Ze konden hem wel vastbinden maar dan was hij dood.
De vriend van de verteller wil niet meer omgaan met zijn vroegere vriendin. Zij vertelde vreemde dingen, zo voorspelde zij bijvoorbeeld de dood van de bakker.