Hoofdtekst
Gravin Machteld, de ongeloovige
Eens dat Gravin Machteld naar Oost-Duinkerke reed, om er eene harer hofsteden, de Torrille genaamd, te bezoeken, waren de wegen zoo hobbelig, smal of slijkerig, dat de paerden moeite hadden, om vooruit te geraken.
Toen zij eindelijk voor de hofstede stil hielden, waren de dieren zoo afgemat, dat de knecht zich niet kon weerhouden te zeggen:
Met Gods hulp en Gods wille,
Wij zijn op 't hof Torrille.
Toen de gravin dit hoorde, zeide zij, met eenen ongeloovigen spotlach:
Spijts God en zijnen wille,
Wij zijn op 't hof Torrille.
Op hetzelfde oogenblik wipten twee hazen uit de struiken te voorschijn, en, eer de knecht ze kon verjagen, hadden zij de strengen der koets al afgebeten. Als verschrikt gingen de paerden, den lakei meesleepende, op hol,... en, wanneer de knecht eindelijk ter plaatse wederkeerde, vond hij er niets meer dan een stinkend en diep moeras...
De ongeloovige gravin was met hare koets verzonken!
Eens dat Gravin Machteld naar Oost-Duinkerke reed, om er eene harer hofsteden, de Torrille genaamd, te bezoeken, waren de wegen zoo hobbelig, smal of slijkerig, dat de paerden moeite hadden, om vooruit te geraken.
Toen zij eindelijk voor de hofstede stil hielden, waren de dieren zoo afgemat, dat de knecht zich niet kon weerhouden te zeggen:
Met Gods hulp en Gods wille,
Wij zijn op 't hof Torrille.
Toen de gravin dit hoorde, zeide zij, met eenen ongeloovigen spotlach:
Spijts God en zijnen wille,
Wij zijn op 't hof Torrille.
Op hetzelfde oogenblik wipten twee hazen uit de struiken te voorschijn, en, eer de knecht ze kon verjagen, hadden zij de strengen der koets al afgebeten. Als verschrikt gingen de paerden, den lakei meesleepende, op hol,... en, wanneer de knecht eindelijk ter plaatse wederkeerde, vond hij er niets meer dan een stinkend en diep moeras...
De ongeloovige gravin was met hare koets verzonken!
Beschrijving
Een gravin rijdt naar één van haar hofsteden. De wegen zijn moeilijk begaanbaar en de paarden hebben moeite vooruit te komen. Als ze bij de hofstede zijn, zegt de knecht dat het met Gods hulp en wil is dat ze er zijn. De gravin zegt dan spottend dat het ondanks Zijn hulp en wil is dat ze er zijn. Op dat moment komen er twee hazen tevoorschijn en knagen de strengen van de koets door. De paarden slaan op hol en slepen de knecht mee. Als hij terugkeert, blijkt de ongelovige gravin met haar koets in een moeras verdwenen te zijn.
Bron
Volkskunde. Tijdschrift voor Nederlandsche Folklore. 2 (1889) p. 46
Commentaar
1889
Naam Overig in Tekst
Machteld   
Oost-Duinkerke   
Torrille   
God   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20