Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

VOLKS097 - Van den haan, den vlegel en de pik

Een sprookje (), 1889

Hoofdtekst

Van den haan, den vlegel en de pik
Eene weduwe had drie zonen. Toen zij stierf, liet zij hun niets anders na dan eenen haan, eenen dorschvlegel en eene pik.
De oudste van drieën nam voor zijn paart den haan, en scheerde de wijde waereld in. Weldra kwam hij in een land, waar hij tot zijne groote verwondering zag, dat de menschen de vreemde gewoonte hadden, 's nachts met stokken op den grond te slaan.
"En waarom doet gijlie dat?" vroeg hij.
"Weet ge dat niet? Het is, om den dag te doen ontstaan."
"Wel, gij sukkelaars! Hoeveel moeite gij u getroost! 'k Heb hier dit pover beestje: hewel, dat kan alleen zooveel, als gij allemaal te zamen: het roept zelf den dag, en hij verschijnt!"
"Dat wilden we wel eens zien!" spraken de anderen, ongeloovig.
En zie! Als het morgend werd, begon de haan te kraaien, te kraaien en te kraaien, zoo dat er al de slapers de ooren van tuitten, en een weinigsken later kwam inderdaad de dag op.
"Wat heb ik u gezegd? Wie heeft er nu gelijk?" zei de oudste zoon, en de menschen waren zeer verbaasd, en boden hem dadelijk aan, het wonderbare dier te koopen.
Hij stribbelde eerst wel wat tegen, maar stond zijnen haan ten laatste toch voor eene ronde som af, zoodat hij voor heel zijn leven zijn kostje gewonnen had.
Nu de tweede zoon. Die had den vlegel gekozen. Hij ook begaf zich op reis, en landde, na lang dolen, aan in eene streek, waar de menschen met naalden en spelden de graankorels uit de aren staken. Ja maar, ge kunt wel denken, zoo werken, dat gaat niet fameus vooruit!
"Wel, gij stommeriken, als ik het zoo moet zeggen!" schreeuwde hij hun toe; "hoe kunt ge zoo den kostelijken tijd verspillen! Komt eens hier, 'k zal ik u eens een lesken geven, hoe ge dat moet doen: 'k heb hier een beestje, dat al het koren er zal doen uitdansen!"
En de daad bij het woord voegende, begon hij te dorschen, te dorschen, te dorschen, dat ze er, m'n ziele, bang van werden.
Daar stonden nu die menschen, met mond en oogen wijd opengesperd, te kijken naar al de korreltjes, die, flits, flets! snip, snap! klip, klap! links en rechts uit de aren sprongen.
"Dat beest moeten wij hebben!" zeiden ze, en zij gaven den jongen zooveel geld, als hij er dragen kon, en bedankten hem nog op den koop toe.
Dat waren nu al twee broers; nu blijft nog de derde. Hoe liep het daar mee af?
Ja, de jongste had de pik geërfd, en hij was in een land gekomen, waar de lieden niet beter wisten, om hun koren af te doen, dan de aren er met 'nen kruisboog af te schieten.
"Hoe is 't, hoe is 't Gods mogelijk!" zei de jongen. "Dat gaat over zijn hout. Houdt op, menschen, want waarlijk, ge steekt Deezeken zijne oogen uit! En 't is pertang zoo simpel ! Zie, hier is een beestje, en dat zal u op een, twee, drie, al het koren afbijten. Let op."
En, zoef, zoef! sjoem, sjoem! Met iederen zwaai van de pik viel er een heel busseltje halmen netjes op den grond.
De menschen gaven den jongen voor het beest zooveel geld, dat hij waarlijk niet wist, hoe hij het ooit zou opgekregen hebben.
Nu begonnen die menschen zelven met de pik te werken, maar 't duurde al niet lang, of een van de lompste boeren uit den hoop sneed er zoo wild door, dat hij er eene brok van zijn eigen been mee afsneed.
"Ei mij, ei mij! 't Beest bijt!" riepen die domme menschen.
En fluks liepen zij hunne kruisbogen halen, en schoten op de pik met zooveel woede, dat ze van splinters vloog.
"Hoor het schreeuwen!" zeiden ze, telkens de pik getroffen werd en zingezangde, en als de pik heelemaal kapot was, riepen ze heel blij: "Het beest is dood; 't zal niet meer bijten!"
En als ik dat gezien had, bond ik vijf en twintig eiers in 'nen bundel wissen, en ik trok zachtjes op mijne zokken naar huis, want ik had er, m'n sjankeriekes, den buik van vol!


Onderwerp

AT 1650 - The Three Lucky Brothers    AT 1650 - The Three Lucky Brothers   

ATU 1650 - The Three Lucky Brothers.    ATU 1650 - The Three Lucky Brothers.   

Beschrijving

Een weduwe heeft drie zonen. Als ze sterft laat ze hen niets anders na dan een haan, een dorsvlegel en een zeis. De zoon die de haan krijgt, gaat op reis en komt in een land, waar de mensen de dag doen ontstaan door met stokken op de grond te slaan. De man verkoopt zijn haan voor veel geld. De zoon met de dorsvlegel komt in een streek waar de mensen het graan met spelden uit de aren steken. De mensen kopen de vlegel voor veel geld. De zoon met de sikkel komt in een land waar de mensen de aren met een kruisboog eraf schieten. Hij krijgt veel geld voor zijn sikkel. Een boer snijdt er per ongeluk een stuk van zijn been mee af. Daarop vernietigen de mensen de sikkel, in de veronderstelling dat het een beest is dat hen kwaad wil doen.

Bron

Volkskunde. Tijdschrift voor Nederlandsche Folklore. 2 (1889) p. 233

Motief

N411 - Object unknown in a country sold for a fortune.    N411 - Object unknown in a country sold for a fortune.   

Commentaar

1889
The Three Lucky Brothers; AT 1202 The Grain Harvesting

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20