Hoofdtekst
Passeerders waren lieden die zich met de bewerking van Spaans- en ander leer bezighielden. Ze oefenden hun bedrijf oorspronkelijk uit in het centrum van de stad (Barndesteeg, Bloedstraat). De omwonenden waren daar niet zo gelukkig mee omdat de geur, of beter gezegd de stank die de passeerderijen verspreidden niet om te harden was. Het is begrijpelijk dat daar dus behoorlijk over gefoeterd werd. De buren kregen hun zin en de leerbewerkers kregen te horen (11 december 1631) dat ze moesten opkrassen naar de Passeerderbuurt waar al leerlooierijen gevestigd waren. Hartelijk verwelkomd werden ze daar niet en kwistig als de Jordaners altijd met het uitdelen van bij- en spotnamen zijn geweest, hoorde men ze dan ook spoedig praten over de 'Parfumeerdersgracht' en idem straat.
Een ander grapje wordt toegeschreven aan de Franse refugiés. Ze gingen ter kerke in de Nieuwe Walenkerk aan het Molenpad. Als ze op hun wandeling de 'jardin' verlieten kwamen ze de passeerdersgracht voorbij en zeiden 'passé'.
Zo kwam de Passeerdersgracht aan haar naam!
Een ander grapje wordt toegeschreven aan de Franse refugiés. Ze gingen ter kerke in de Nieuwe Walenkerk aan het Molenpad. Als ze op hun wandeling de 'jardin' verlieten kwamen ze de passeerdersgracht voorbij en zeiden 'passé'.
Zo kwam de Passeerdersgracht aan haar naam!
Onderwerp
TM 2601 - Hoe het dorp (de stad, heuvel, straat, een plek of het stuk land) aan z'n naam is gekomen   
Beschrijving
Herkomst van de naam Passeerdersgracht zou te vinden zijn bij de leerlooierijen die in die tijd in Amsterdam gevestigd waren. Door de stank moesten de leerlooiers in een bepaalde buurt wonen, wat dus de Passeerdersbuurt ging heten.
Bron
Koord, Ch.: Oude Amsterdamse Volksverhalen. Heerlen 1981. p. 71-72
Naam Locatie in Tekst
Passeerdersgracht   
Barndesteeg   
Bloedstraat   
Molenpad