Hoofdtekst
Broodkapje en de Wolf
Er was eens een lief klein meisje ….
Omdat zij het dochtertje van een Echte Bakker was én omdat zij altijd de kapjes vroeg als haar moeder een brood aansneed, noemden de mensen haar Broodkapje.
Op een dag vroeg haar moeder aan Broodkapje: “Broodkapje zou jij het mandje met lekkere broodjes naar Grootmoeder willen brengen in het bos? Ze is ziek en Pimmetje de knecht heeft vandaag echt geen tijd, zoals anders, om die boodschap te doen".
Broodkapje wilde best naar Grootmoeder, die van de lekkere broodjes weer gezond en sterk moest worden. Nadat moeder haar nog had gezegd:
“Pluk geen bloemetjes onderweg en pas op voor de Wolf!”, ging zij op stap.
Natúúrlijk zou Broodkapje oppassen voor de Wolf. Ze wist nog precies wat er de vorige keer met haar en Grootmoeder was gebeurd.
Daarom zei ze ook, toen in het bos de Wolf van achter een boom tevoorschijn sprong, alleen maar: “Duvel op!”
En hoe de Wolf ook beweerde, dat hij niks kwaads in de zin had; helemaal geen trek meer had in Grootmoeder en ook Broodkapje niet meer door zijn keel zou kunnen krijgen en eigenlijk alléén maar even in haar mandje wilde kijken omdat het daarin zo lekker rook... Broodkapje liet zich niet ómpraten.
“Ga maar naar de Zeven Geitjes", zei ze. “Ik geloof niet meer in jouw mooie praatjes."
Met de staart tussen zijn benen droop de Wolf af.
Nu moet je niet denken, dat de Wolf de moed opgaf. “Ja ik ben een béétje gek," mompelde hij: “zal ik me daar die lekkere broodjes laten schieten. En dat héérlijke beleg!”
En in zijn boze Wolvekop ontstond een gemeen plannetje, zodat de Wolf al gauw weer zijn lievelingsliedje zong: Broodkapje, Broodkapje, Jij bent ’n lekker hapje ...
Toen Broodkapje bij het huisje van Grootmoeder kwam, hing het touwtje uit de brievenbus.
"Wat dom van Grootmoedertje om het touwtje buiten te laten hangen. Ze wéét toch wat er dan kan gebeuren!" 'n Beetje bezorgd klom Broodkapje de trap op naar Grootmoeders kamertje.
En jawel hoor- daar lag de Wolf in bed met de nachtpon van Grootmoedertje aan en met haar slaapmutsje op zijn kop. Zijn Grote Oren staken eruit, zijn Grote Neus glom in het licht van het nachtkaarsje, zijn Grote Ogen keken sluw naar Broodkapje en het water liep hem uit zijn Grote Mond ...
"Dag Broodkapje", kraakte, de Wolf.
"Wat zitten er voor verrukkelijke broodjes in je mandje?"
"Oh, 'n knipbroodje", zei Broodkapje.
De Wolf, die het niet zo op knippen begrepen had (zijn buik droeg de lidtekens van vroegere knipperijen) werd 'n beetje bleek om zijn neus.
"Wil je niet dichterbij komen?" vroeg hij. "Misschien wil je m'n kussen wat opschudden ..."
"Nee Grootmoeder", zei de slimme Broodkapje." Want ik moet weer gauw naar huis. Mijn vader bakt vandaag zóveel heerlijke broodjes en vlaaitjes en die moet ik allemaal nog proeven ... M'n vader zei nog, dat ik best iemand mocht meebrengen om te helpen met proeven. Maar ik weet niemand".
De Wolf gooide de dekens af en riep: "Neem mij mee -- ik wil wel helpen proeven."
"Maar hoe kan dat nu, Grootmoedertje?", vroeg Broodkapje. "U bent immers 'n beetje ziek?"
"Ik voel me 'n stuk beter", zei de Wolf. "Ik voel me eerlijk gezegd prima. Dat eind je kan ik best lopen".
"Nou vooruit dan maar Grootmoeder", zei Broodkapje, die zo haar eigen plannetje had.
Dus stapten Broodkapje en de Wolf door het bos terug naar de bakkerij van Broodkapjes vader. Die keek vreemd op van zijn broodjes, toen hij Broodkapje aan zag komen in gezelschap van de Wolf. Vooral omdat de Wolf in de nachtpon van Grootmoeder liep. En een verdacht dikke buik had - zo dik, alsof-ie Grootmoeder had opgegeten ...
“Die heeft vast wat uitgevreten", dacht Broodkapjes vader. “We zullen hem warm ontvangen."
Met een deegroller in de hand stelde de wakkere bakker zich achter de deur op. Dat was nu net de bedoeling geweest van Broodkapje: om de Wolf met een smoesje naar de bakkerij te lokken. Zo gauw de Wolf zijn kop om de deur had gestoken, kreeg hij een klap met de deegroller en viel zonder iets te zeggen op de grond. Bewusteloos.
Meteen begon Broodkapje de buik van de Wolf open te knippen. Grootmoedertje kwam te voorschijn en zuchtte verlicht. Snel hielp zij Broodkapje en haar vader om de Wolf naar de oven te dragen. Daarin verging hij in een ommezien tot as.
Toen was het tijd om de bevrijding van Grootmoeder en de gelukkige redding van Broodkapje te vieren. Het werd een feest met allemaal verse kadetjes en krentenbollen en puntjes en soezen en vlaaitjes!
"Nu moet u mij nog één ding vertellen Grootmoedertje", zei Broodkapje, toen zij de laatste kruimeltjes van haar bord had gesnoept. "Hoe bent u zo dom geweest om de Wolf binnen te laten?"
Wel kind", zei Grootmoeder. "Ik hoorde roepen: Hier is Pimmetje van de bakker met heerlijke broodjes. Ik had zo'n trek, dat ik heb opengedaan. Dom hè?"
"'n Beetje wél", zei Broodkapje. "Maar misschien had ik zélf ook wel opengedaan …” “Vast!" zei haar moeder. Want die had geteld hoeveel broodjes Broodkapje die avond had gegeten ...
Er was eens een lief klein meisje ….
Omdat zij het dochtertje van een Echte Bakker was én omdat zij altijd de kapjes vroeg als haar moeder een brood aansneed, noemden de mensen haar Broodkapje.
Op een dag vroeg haar moeder aan Broodkapje: “Broodkapje zou jij het mandje met lekkere broodjes naar Grootmoeder willen brengen in het bos? Ze is ziek en Pimmetje de knecht heeft vandaag echt geen tijd, zoals anders, om die boodschap te doen".
Broodkapje wilde best naar Grootmoeder, die van de lekkere broodjes weer gezond en sterk moest worden. Nadat moeder haar nog had gezegd:
“Pluk geen bloemetjes onderweg en pas op voor de Wolf!”, ging zij op stap.
Natúúrlijk zou Broodkapje oppassen voor de Wolf. Ze wist nog precies wat er de vorige keer met haar en Grootmoeder was gebeurd.
Daarom zei ze ook, toen in het bos de Wolf van achter een boom tevoorschijn sprong, alleen maar: “Duvel op!”
En hoe de Wolf ook beweerde, dat hij niks kwaads in de zin had; helemaal geen trek meer had in Grootmoeder en ook Broodkapje niet meer door zijn keel zou kunnen krijgen en eigenlijk alléén maar even in haar mandje wilde kijken omdat het daarin zo lekker rook... Broodkapje liet zich niet ómpraten.
“Ga maar naar de Zeven Geitjes", zei ze. “Ik geloof niet meer in jouw mooie praatjes."
Met de staart tussen zijn benen droop de Wolf af.
Nu moet je niet denken, dat de Wolf de moed opgaf. “Ja ik ben een béétje gek," mompelde hij: “zal ik me daar die lekkere broodjes laten schieten. En dat héérlijke beleg!”
En in zijn boze Wolvekop ontstond een gemeen plannetje, zodat de Wolf al gauw weer zijn lievelingsliedje zong: Broodkapje, Broodkapje, Jij bent ’n lekker hapje ...
Toen Broodkapje bij het huisje van Grootmoeder kwam, hing het touwtje uit de brievenbus.
"Wat dom van Grootmoedertje om het touwtje buiten te laten hangen. Ze wéét toch wat er dan kan gebeuren!" 'n Beetje bezorgd klom Broodkapje de trap op naar Grootmoeders kamertje.
En jawel hoor- daar lag de Wolf in bed met de nachtpon van Grootmoedertje aan en met haar slaapmutsje op zijn kop. Zijn Grote Oren staken eruit, zijn Grote Neus glom in het licht van het nachtkaarsje, zijn Grote Ogen keken sluw naar Broodkapje en het water liep hem uit zijn Grote Mond ...
"Dag Broodkapje", kraakte, de Wolf.
"Wat zitten er voor verrukkelijke broodjes in je mandje?"
"Oh, 'n knipbroodje", zei Broodkapje.
De Wolf, die het niet zo op knippen begrepen had (zijn buik droeg de lidtekens van vroegere knipperijen) werd 'n beetje bleek om zijn neus.
"Wil je niet dichterbij komen?" vroeg hij. "Misschien wil je m'n kussen wat opschudden ..."
"Nee Grootmoeder", zei de slimme Broodkapje." Want ik moet weer gauw naar huis. Mijn vader bakt vandaag zóveel heerlijke broodjes en vlaaitjes en die moet ik allemaal nog proeven ... M'n vader zei nog, dat ik best iemand mocht meebrengen om te helpen met proeven. Maar ik weet niemand".
De Wolf gooide de dekens af en riep: "Neem mij mee -- ik wil wel helpen proeven."
"Maar hoe kan dat nu, Grootmoedertje?", vroeg Broodkapje. "U bent immers 'n beetje ziek?"
"Ik voel me 'n stuk beter", zei de Wolf. "Ik voel me eerlijk gezegd prima. Dat eind je kan ik best lopen".
"Nou vooruit dan maar Grootmoeder", zei Broodkapje, die zo haar eigen plannetje had.
Dus stapten Broodkapje en de Wolf door het bos terug naar de bakkerij van Broodkapjes vader. Die keek vreemd op van zijn broodjes, toen hij Broodkapje aan zag komen in gezelschap van de Wolf. Vooral omdat de Wolf in de nachtpon van Grootmoeder liep. En een verdacht dikke buik had - zo dik, alsof-ie Grootmoeder had opgegeten ...
“Die heeft vast wat uitgevreten", dacht Broodkapjes vader. “We zullen hem warm ontvangen."
Met een deegroller in de hand stelde de wakkere bakker zich achter de deur op. Dat was nu net de bedoeling geweest van Broodkapje: om de Wolf met een smoesje naar de bakkerij te lokken. Zo gauw de Wolf zijn kop om de deur had gestoken, kreeg hij een klap met de deegroller en viel zonder iets te zeggen op de grond. Bewusteloos.
Meteen begon Broodkapje de buik van de Wolf open te knippen. Grootmoedertje kwam te voorschijn en zuchtte verlicht. Snel hielp zij Broodkapje en haar vader om de Wolf naar de oven te dragen. Daarin verging hij in een ommezien tot as.
Toen was het tijd om de bevrijding van Grootmoeder en de gelukkige redding van Broodkapje te vieren. Het werd een feest met allemaal verse kadetjes en krentenbollen en puntjes en soezen en vlaaitjes!
"Nu moet u mij nog één ding vertellen Grootmoedertje", zei Broodkapje, toen zij de laatste kruimeltjes van haar bord had gesnoept. "Hoe bent u zo dom geweest om de Wolf binnen te laten?"
Wel kind", zei Grootmoeder. "Ik hoorde roepen: Hier is Pimmetje van de bakker met heerlijke broodjes. Ik had zo'n trek, dat ik heb opengedaan. Dom hè?"
"'n Beetje wél", zei Broodkapje. "Maar misschien had ik zélf ook wel opengedaan …” “Vast!" zei haar moeder. Want die had geteld hoeveel broodjes Broodkapje die avond had gegeten ...
Onderwerp
ATU 0333 - Little Red Riding Hood   
AT 0333 - The Glutton (Red Riding Hood)   
Beschrijving
Versie waarin Roodkapje Broodkapje heet, omdat ze de dochter van een echte bakker is en graag de kapjes van brood eet. De waarschuwing om onderweg naar grootmoeder op te passen voor de wolf neemt Broodkapje ter harte, want ze weet nog wat er de vorige keer is gebeurd. Ze ontmoet de wolf, gelooft hem niet als hij zegt haar en grootmoeder niet wil opeten, en verwijst hem naar de zeven geitjes. De wolf gaat naar grootmoeders huis, kan naar binnen, eet grootmoeder op en gaat in haar nachtpon in bed liggen. Roodkapje is al vooorbereid dat de wolf in grootmoeders bed ligt, ze wil niet dichterbij komen, en lokt de wolf mee naar de bakkerij. Haar vader slaat meet een deegroller de wolf bewusteloos, Broodkapje snijdt zijn buik open en bevrijdt grootmoeder.
Bron
Broodkapje en de wolf. De Bilt: Stichting Echte Bakkersgilde, [197-?]
KB: KW XKY 493
Collectie Roodkapje/Karsdorp
KB: KW XKY 493
Collectie Roodkapje/Karsdorp
Motief
B211.2.4 - Speaking wolf.   
Naam Overig in Tekst
Roodkapje   
Pimmetje   
Broodkapje   
Datum Invoer
2019-05-06