Hoofdtekst
Er was eens … een lief klein meisje. Ze woonde in een witgekalkt huisje midden in een groot bos. Ze heette Roodkapje. Op een mooie dag brengt haar moeder haar tot het tuinhekje en zegt: “Ga met dit mandje naar grootmoeder, maar pas goed op! Niet van de weg afgaan, want dan kom je misschien de grote boze wolf tegen.”
Gehoorzaam gaat Roodkapje op pad. Maar al vlug vergeet ze de wijze raad van haar moeder. O, wat een mooie rode aardbei hangt daar”, roept ze. ”Mmm, lekker zoet. Kijk eens, nog veel meer! Nee, dit is de laatste !” Dat heeft heerlijk gesmaakt. Huppelend gaat ze weer op pad. Maar al gauw ziet ze weer iets moois: allemaal witte madeliefjes met gele hartjes! “Zal ik eens een boeketje voor grootmoeder meenemen ?” En Roodkapje plukt een bloempje hier, een bloempje daar... Maar ze vergeet dat het steeds later wordt.
Dieper in het bos staan de bomen ook dichter op elkaar, het wordt donkerder en ze is alle wijze raad van mama vergeten! Opeens wordt Roodkapje bang: “Waar ben ik ?” denkt ze. “O, jee, ben ik verdwaald ?” Ze zoekt en zoekt ... ”Gelukkig, in de verte zie ik het pad.” Vlug stapt ze erop af. Ze moet voortmaken. Opeens klinkt er een zware stem achter haar: “Waar ga jij zo alleen naar toe klein meisje, in dit grote bos?” Het hartje van Roodkapje bonst in haar keel, maar ze antwoordt met een benauwd stemmetje: ”Ik ga naar grootmoeder, ze is ziek.” De wolf -- want die is het -- antwoordt met zijn vriendelijkste stem: ”Stap dan maar flink door!” En als een pijl uit een boog rent hij weg, in de richting van grootmoeders huisje. Hij likkebaardt al bij het idee van het heerlijke maaltje dat hem te wachten staat. “Eerst de grootmoeder en dan ook nog het kleine meisje, mmm.”
Daar komt hij bij grootmoeders huisje aan. Klop klop! doet de wolf op de deur. ”Wie is daar?”, vraagt grootmoeder. De wolf antwoordt met een hoog stemmetje: “Ik ben het, Roodkapje, ik kom u wat lekkers brengen.” “Kom maar binnen”, antwoordt grootmoeder. Dat laat de wolf zich geen twee keer zeggen. Met een geweldige sprong is hij bij grootmoeders bed en eet haar in één hap op.
Even later klopt Roodkapje bij grootmoeder aan. “Mag ik binnenkomen ?” vraagt ze. “Kom maar verder, liefje.” En de wolf probeert grootmoeders bevende stem na te doen. “Wat hebt u een diepe stem”, zegt Roodkapje verwonderd. “Dat is om je beter goedendag te kunnen zeggen”, antwoordt de wolf. “En wat hebt u grote handen”, zegt Roodkapje verbaasd. Voetje voor voetje loopt ze op grootmoeders bed toe. “Dat is om je beter te kunnen strelen, liefje”, antwoordt de wolf. ”Maar wat hebt u een grote mond”, fluistert Roodkapje bang. “Dat is om je beter op te kunnen eten.” En als de bliksem springt de wolf uit bed en verslindt Roodkapje in één hap.
Niet lang daarna stapt de jager de weg op die voert naar het huisje. Hij denkt aan Roodkapjes grootmoeder: “Zou ze soms een lekker stuk taart in huis hebben?” Ondertussen fluit hij een liedje: “Ik ben niet bang voor de wilde dieren, in het bos, in het bos …”
Als hij voor de deur staat hoort hij een vreemd lawaai… grommelend gesnurk. “Wat vreemd”, denkt de jager, en hij gluurt door het venster... En wat ziet hij… de wolf in het bed van grootmoeder! Het dier heeft een buik als een ballon en snurkt voldaan. De jager loopt op zijn tenen naar de deur. Heel stilletjes duwt hij hem open en stelt zijn geweer op scherp. Hij mikt op de wolf en ... “Pang”, klinkt het. “Eindelijk heb ik je!” roept de jager tevreden. “Nu kan je niemand meer kwaad doen!” Hij snijdt de dikke buik van de wolf open en wat ziet hij? Het springlevende Roodkapje en haar grootmoeder die er uit komen.
“Je bent net op het nippertje gekomen”, zucht een ontroerde grootmoeder.
Eindelijk is het veilig in het grote bos. De boze wolf is dood en niemand hoeft meer bang te zijn ... Daar komt Roodkapjes moeder aan. Alletwee geven ze grootmoeder een zoen en gaan naar huis. Onderweg zegt Roodkapje: “Op het pad blijven! Niet stoppen! Dan kunnen we geen boze dieren tegenkomen!”
Gehoorzaam gaat Roodkapje op pad. Maar al vlug vergeet ze de wijze raad van haar moeder. O, wat een mooie rode aardbei hangt daar”, roept ze. ”Mmm, lekker zoet. Kijk eens, nog veel meer! Nee, dit is de laatste !” Dat heeft heerlijk gesmaakt. Huppelend gaat ze weer op pad. Maar al gauw ziet ze weer iets moois: allemaal witte madeliefjes met gele hartjes! “Zal ik eens een boeketje voor grootmoeder meenemen ?” En Roodkapje plukt een bloempje hier, een bloempje daar... Maar ze vergeet dat het steeds later wordt.
Dieper in het bos staan de bomen ook dichter op elkaar, het wordt donkerder en ze is alle wijze raad van mama vergeten! Opeens wordt Roodkapje bang: “Waar ben ik ?” denkt ze. “O, jee, ben ik verdwaald ?” Ze zoekt en zoekt ... ”Gelukkig, in de verte zie ik het pad.” Vlug stapt ze erop af. Ze moet voortmaken. Opeens klinkt er een zware stem achter haar: “Waar ga jij zo alleen naar toe klein meisje, in dit grote bos?” Het hartje van Roodkapje bonst in haar keel, maar ze antwoordt met een benauwd stemmetje: ”Ik ga naar grootmoeder, ze is ziek.” De wolf -- want die is het -- antwoordt met zijn vriendelijkste stem: ”Stap dan maar flink door!” En als een pijl uit een boog rent hij weg, in de richting van grootmoeders huisje. Hij likkebaardt al bij het idee van het heerlijke maaltje dat hem te wachten staat. “Eerst de grootmoeder en dan ook nog het kleine meisje, mmm.”
Daar komt hij bij grootmoeders huisje aan. Klop klop! doet de wolf op de deur. ”Wie is daar?”, vraagt grootmoeder. De wolf antwoordt met een hoog stemmetje: “Ik ben het, Roodkapje, ik kom u wat lekkers brengen.” “Kom maar binnen”, antwoordt grootmoeder. Dat laat de wolf zich geen twee keer zeggen. Met een geweldige sprong is hij bij grootmoeders bed en eet haar in één hap op.
Even later klopt Roodkapje bij grootmoeder aan. “Mag ik binnenkomen ?” vraagt ze. “Kom maar verder, liefje.” En de wolf probeert grootmoeders bevende stem na te doen. “Wat hebt u een diepe stem”, zegt Roodkapje verwonderd. “Dat is om je beter goedendag te kunnen zeggen”, antwoordt de wolf. “En wat hebt u grote handen”, zegt Roodkapje verbaasd. Voetje voor voetje loopt ze op grootmoeders bed toe. “Dat is om je beter te kunnen strelen, liefje”, antwoordt de wolf. ”Maar wat hebt u een grote mond”, fluistert Roodkapje bang. “Dat is om je beter op te kunnen eten.” En als de bliksem springt de wolf uit bed en verslindt Roodkapje in één hap.
Niet lang daarna stapt de jager de weg op die voert naar het huisje. Hij denkt aan Roodkapjes grootmoeder: “Zou ze soms een lekker stuk taart in huis hebben?” Ondertussen fluit hij een liedje: “Ik ben niet bang voor de wilde dieren, in het bos, in het bos …”
Als hij voor de deur staat hoort hij een vreemd lawaai… grommelend gesnurk. “Wat vreemd”, denkt de jager, en hij gluurt door het venster... En wat ziet hij… de wolf in het bed van grootmoeder! Het dier heeft een buik als een ballon en snurkt voldaan. De jager loopt op zijn tenen naar de deur. Heel stilletjes duwt hij hem open en stelt zijn geweer op scherp. Hij mikt op de wolf en ... “Pang”, klinkt het. “Eindelijk heb ik je!” roept de jager tevreden. “Nu kan je niemand meer kwaad doen!” Hij snijdt de dikke buik van de wolf open en wat ziet hij? Het springlevende Roodkapje en haar grootmoeder die er uit komen.
“Je bent net op het nippertje gekomen”, zucht een ontroerde grootmoeder.
Eindelijk is het veilig in het grote bos. De boze wolf is dood en niemand hoeft meer bang te zijn ... Daar komt Roodkapjes moeder aan. Alletwee geven ze grootmoeder een zoen en gaan naar huis. Onderweg zegt Roodkapje: “Op het pad blijven! Niet stoppen! Dan kunnen we geen boze dieren tegenkomen!”
Onderwerp
ATU 0333 - Little Red Riding Hood   
AT 0333 - The Glutton (Red Riding Hood)   
Beschrijving
Moeder waarschuwt Roodkapje om onderweg naar grootmoeder op het pad te blijven. Roodkapje is ongehoorzaam, en plukt aardbeien en bloemen in het bos waar ze verdwaalt. Ze komt de wolf tegen, vertelt dat ze naar grootmoeder gaat, waarna de wolf naar grootmoeders huis gaat. Hij klopt aan, doet de stem van Roodkapje na, kan binnenkomen, eet grootmoeder op en gaat in bed liggen. Als Roodkapje aanklopt doet de wolf de stem van grootmoeder na, Roodkapje verbaast zich over de stem, handen en mond van grootmoeder, waarna de wolf haar opeet. De wolf snurkt zo luid dat een jager gaat kijken, de wolf doodschiet en zijn buik opensnijdt, waar Roodkapje en grootmoeder uit komen. Op de terugweg zegt Roodkapje tegen moeder dat ze op het pad moeten blijven.
Bron
Oda Taro. Roodkapje. Sittard [etc.] Dupuis 1985
Motief
B211.2.4 - Speaking wolf.   
J21.5 - ”Do not leave the highway“:   
K2011 - Wolf poses as ”grandmother“ and kills child.   
Z18.1 - What makes your ears so big?--To hear the better, my child, etc.   
Naam Overig in Tekst
Roodkapje   
Datum Invoer
2019-06-05