Hoofdtekst
In de oude tijd, toen de zee nog tot aan Muntjezeil kwam, woonde daar een wijf dat het met den duivel hield.
Ze moet het dan maar verschrikkelijk met Joost aangelegd hebben. 't Moet allerschandelijkst geweest zijn. Boeleeren maar hè, op het liederlijke af.
Nu houdt Joost wel van zulke wijven. Het kan hem niet licht te erg. Maar met het wijf van Muntjezeil werd het hem dan toch al te bar. Daar wist hij geen weg mee op het laatst.
Weet je wat, dacht Joost, dan het luchtpijpje maar dicht.
Hij nam dus haar keel tusschen duim en vinger en.... 't was gedaan met het liederlijke wijf.
Maar toen.... Toen zaten de Muntjezeilers met de gebakken peren.
Het wijf was dood, maar waar moesten ze er nu mee heen? Begraven? Op het kerkhof?
Kun je begrijpen. Het wijf op het kerkhof, bij de andere brave Muntjezeilers. Niks er van.
Nee hor, dan maar het was op.
Een stoer boereknecht, zoo eentje die voor niemand bang was, werd bereid gevonden haar lijk op een kar een eind het was op te brengen en het daar in zee te laten glijden.
Zie zoo, dat ws dan gelukkig afgeloopen. Het gemeene wijf zou wel met de golven meedrijven en niemand in Muntjezeil zou er ooit meer van hooren. De schandelijke geschiedenis was aan een eind. Maar jawel, de geheime dingen.
Het wijf mocht niet op het kerkhof, goed, goed, maar haar geest komt terug.
Die spookt in de buurt van Muntjezeil en wil terug naar haar boerderij.
En ze komt er, help eens kijken, ze komt er.
't Gaat niet vlug, nee, 't gaat maar heel langzaam. Elk jaar vordert ze maar één hanetree, maar ze bereikt haar doel.
Wat denken die brave Muntjezeilers wel?
Maakt een mensch soms zichzelf?
Ze moet het dan maar verschrikkelijk met Joost aangelegd hebben. 't Moet allerschandelijkst geweest zijn. Boeleeren maar hè, op het liederlijke af.
Nu houdt Joost wel van zulke wijven. Het kan hem niet licht te erg. Maar met het wijf van Muntjezeil werd het hem dan toch al te bar. Daar wist hij geen weg mee op het laatst.
Weet je wat, dacht Joost, dan het luchtpijpje maar dicht.
Hij nam dus haar keel tusschen duim en vinger en.... 't was gedaan met het liederlijke wijf.
Maar toen.... Toen zaten de Muntjezeilers met de gebakken peren.
Het wijf was dood, maar waar moesten ze er nu mee heen? Begraven? Op het kerkhof?
Kun je begrijpen. Het wijf op het kerkhof, bij de andere brave Muntjezeilers. Niks er van.
Nee hor, dan maar het was op.
Een stoer boereknecht, zoo eentje die voor niemand bang was, werd bereid gevonden haar lijk op een kar een eind het was op te brengen en het daar in zee te laten glijden.
Zie zoo, dat ws dan gelukkig afgeloopen. Het gemeene wijf zou wel met de golven meedrijven en niemand in Muntjezeil zou er ooit meer van hooren. De schandelijke geschiedenis was aan een eind. Maar jawel, de geheime dingen.
Het wijf mocht niet op het kerkhof, goed, goed, maar haar geest komt terug.
Die spookt in de buurt van Muntjezeil en wil terug naar haar boerderij.
En ze komt er, help eens kijken, ze komt er.
't Gaat niet vlug, nee, 't gaat maar heel langzaam. Elk jaar vordert ze maar één hanetree, maar ze bereikt haar doel.
Wat denken die brave Muntjezeilers wel?
Maakt een mensch soms zichzelf?
Beschrijving
Toen de zee nog aan Muntjezeil kwam, woonde daar een vrouw die met de duivel bezeten was. Joost ging met haar om, maar uiteindelijk was ze hem toch te erg en kneep hij haar luchtpijp dicht. Omdat de Muntjezeilers haar niet op het kerkhof wilden begraven, liet een boerenknecht haar lichaam in de zee glijden. Haar geest is teruggekomen en spookt rond in de buurt van Muntjezeil op weg naar haar boerderij. Elk jaar komt ze een beetje dichterbij.
Bron
Legenden langs de Noordzee/ S. Franke. - Zutphen: W.J. Thieme & Cie, 1934, p.156-157.
Naam Overig in Tekst
Muntjezeiler   
Joost   
Naam Locatie in Tekst
Muntjezeil