Hoofdtekst
Ne man hadde ne groten hond bi’j zich. Ton zoog e ne groten trop kranen en hee stuurn der den hond hen. Maor hee hef den hond noojt wear ezene. Dat was vaste spokeri’je, want den hond was in ene keare weg.
Beschrijving
Een man had een grote hond bij zich, die hij op een troep vogels afstuurde. Hij heeft de hond nooit meer gezien. Dat was vast spokerij, want de hond was opeens weg.
Bron
Corpus Krosenbrink, verslag 5, verhaal 6 (archief Meertens Instituut)