Hoofdtekst
Daar had eens ene kiekskens lopen, vetkiekskens hè. Die waren opgesloten geweest en die werden dan verkocht, haantjes en pullen (= jonge kippen) en alles dooreen, een stuk of tien, twaalf. En hij had er de kuikenman bijgehaald en die had er opgepakt, een stuk of vijf, zes om te voelen of ze vet genoeg waren. En hij had ze toch niet verkocht niet. Maar 's morgens lagen er daar een stuk of vijf, zes morskapot in de stal. Ja, die hij in zijn poten gehad had, zo het schijnt.
Beschrijving
Een man had in zijn stal tien of twaalf kippen die hij wilde verkopen. Op een dag nam een potentiële koper enkele dieren vast om te kijken of ze vet genoeg waren. De volgende dag lagen deze dieren dood in de stal.
Bron
W. Achten, Leuven, 1971
Commentaar
2.2 Tovenaars
midden-limburgs
d
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Genk