Hoofdtekst
In de tijd zijn er nog Duitse Schapers alhier overgekomen. Katrien Moreau heeft daarmee nog een toer beleefd. Ik heb het haar wel honderd keren horen vertellen.’t Was de zaterdag voor Fietelkermis. Als ge iets kent van de boer, weet ge dat het dan ook hooitijd is. Al ’t jong volk van ’t hof zat in de Ronsge ‘meersen’ (Ronssische weiden). Natuurlijk als jonge gamins tegaar zijn moet het werk somtijds wachten voor zotdoen en “moas(sch)gen” (knoeien). Het gebeurde daar ook zo. En tegen de avond moesten ze zich weren om gereed te komen met het opperen (hooi opstapelen). Onverwachts komt daar een persoon aangewandeld: een onbekende; niemand had hem ooit gezien. Hij droeg een pardessus (overjas) met schaapvel gevoerd: iets kurieus (eigenaardigs), vooral voor die tijd van ’t jaar. En bij hem had hij een grote schone schapershond. Die man begint te klappen, zo in een heel vreemde spraak. Hij vroeg of ze geen goest (lust) hadden om wat te kaarten. Goest hadden ze genoeg: maar ze hadden nu al retard (vertraging) op hun werk. Daarop zegt die Duitse Schaper: “Ge moet met uw werk niet inzitten. We kaarten! En als ge doet wat ik zeg komt alles wel in orde, rapper dan anders.” Ze gingen aan ’t spelen. Als ze geen kaarten meer konden uiteenhouden, hielden ze op. Dan zei de Duitse schaper: “Legt u helegans neer op uw buik, met het gezicht tegen de grond, en de handen voor de ogen. En ik verbied u van op te kijken! En als ’t gedaan is, zal er iets te horen zijn.” Ze deden zo. Na een tijdje hoorden ze een muziek in de lucht, gelijk van een orgel. Maar schoon, schoon! Dat hadden ze nog nooit gehoord. Dat muziek kwam van Ronse en dat dreef weg alover de Maliezenbos. Ze keken op: omtrent al ’t hooi stond in oppers (stapels). Alleen één bende (reep) lag nog open. Dat was het part (deel) van een knecht… Hoe zat de historie ineen? In de plaats van zijn ogen te sluiten, had hij opgekeken, en voor zijn straf was zijn werk blijven liggen. Ze vroegen hem: “Wat is er ondertussen gebeurd?” Hij zei: “Ineens stond heel de meers vol kleine rode mannekens, en die begonnen te hooien.” Die schaper met zijn hond was meteen verdwenen. Ze hebben hem nooit of nooit meer teruggezien… Dat kom van Katrien Moreau, die alles zelf gehoord en gezien heeft. En Katrien zou nooit gelogen hebben!
Beschrijving
Op de zaterdag vóór Fietelkermis zaten de jonge mensen allemaal in de weiden van Ronse, waardoor ze ’s avonds nog veel werk hadden met het stapelen van het hooi. Toen de mannen daar aan het werk waren, kwam er plots een onbekende man met een overjas in schapenvel aangelopen. De man had een Duitse herdershond bij zich. De scheper vroeg de werkmannen of ze geen zin hadden om te kaarten. De mannen hadden wel zin, maar ze moesten nog veel werk verrichten. De Duitse schaper wist hen er echter van te overtuigen dat het werk wel klaar zou raken en de mannen begonnen te kaarten. Nadat ze een hele tijd hadden gespeeld, zei de Duitse schaper: “Leg jullie neer op jullie buik en kijk niet”. De mannen deden wat er gevraagd werd en hoorden even later prachtige orgelmuziek in de lucht. Ze draaiden zich om en stelden vast dat het hooi allemaal was gestapeld. Enkel het deel van één knecht die stiekem had gekeken, was niet gedaan. Die knecht vertelde dat hij de weide vol kleine rode mannetjes had zien staan.
Het volgende ogenblik was de Duitse schaper met zijn hond spoorloos verdwenen.
Het volgende ogenblik was de Duitse schaper met zijn hond spoorloos verdwenen.
Bron
M.-P. Kesteleyn, Leuven, 1964
Commentaar
2.2 Tovenaars
oost-vlaams (vlaamse ardennen)
6
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Fietelkermis   
Duitse schaper   
Naam Locatie in Tekst
Ronse   
Plaats van Handelen
Ronse