Hoofdtekst
Volgens Moje Mie kunnen de Bokkerijders van hunne élan afgeraken. Dan moesten ze met een zwarte hen in hun hand, met de rug in de richting van de straat - dat was vroeger hier een holle straat - gaan staan. Ze mochten niet omkijken. En dan kwamen zeven koetsen neven hem door en die kwamen altijd dichter bij en de mens mocht niet bougeren. De hen werd ook altijd zwaarder en in de zevende koets zat ene man in 't zwart gekleed, met ene hoge hoed op. Die pakte de hen uit z'n hand en dan was hij van 't lidmaatschap van de Bokkerijders af.
Onderwerp
SINSAG 0931 - Die Teufelskutsche.   
SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.   
Beschrijving
Wanneer een bokkerijder niet langer rover wilde zijn, moest hij met een zwarte hen op een kruispunt gaan staan. De bokkerijder mocht onder geen beding achteromkijken. Terwijl de hen steeds zwaarder werd, zouden er dan zeven koetsen voorbijrijden. In de laatste koets zat een man die helemaal in het zwart was gekleed, en die de hen meenam.
Bron
W. Jackers, Leuven, 1958
Commentaar
4. Historische sagen
limburgs (bilzen)
583
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Rosmeer