Hoofdtekst
I Hebt ge ook al gehoord van de Bokkerijders?39 Daarvan, de Bokkerijders? Oh ha, maar dat waren vieze , ‘estraante’ (= ondeugende), hé.I Ja?39 Oh ja! Die stalen, wùr. Oh ja. En die gingen … In de winter, wùr, dan gingen die dikwijls het kanaal op, van hier, van Maaseik. Daar zaten de Bokkerijders. Met ‘sjriekkelsjuu’ (= lett: glijschoenen: schaatsen), wùr, tot in de Vlaanders op het ijs. Ja, maar die stalen, jong, die stalen. Daar zijn nog boeken van, van die. Nu nog. De Bokkerijders … Jaja, de Bokkerijders. D’r was altijd hier of daar zo ene rijke man bij. Die stalen gelijk de raven, de Bokkerijders.I Die gaven dat aan de arme ‘läöi’ dan?39 Ja.
Onderwerp
SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.   
Beschrijving
De bokkenrijders beroofden de rijke mensen en gaven het gestolen goed aan de armen. Soms schaatsten de bokkenrijders over het dichtgevroren kanaal van Maaseik naar Oost- of West-Vlaanderen.
Bron
H. Schoefs, Leuven, 1996
Commentaar
4. Historische sagen
limburgs (groot-riemst)
39AA 531
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Vlijtingen   
Plaats van Handelen
Maaseik   
Oost-Vlaanderen   
West-Vlaanderen