Hoofdtekst
Een jongen en een meisje waren bijeen. De jongen zegt opeens: 'Ik ga mijn broek eens afdoen, hier is mijn moaslat. Als er dikwijls een hond komt, sla hem dan met die moaslat.' En dat gebeurde zo... En toen had hij de keddelen (= vezels) van de moaslat tussen zijn tanden hangen als hij lachte tegen haar later in 't café.
Onderwerp
SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.   
Beschrijving
Een jongen die met zijn vriendin ging wandelen, sprak tot het meisje: "Ik moet even een boodschap doen. Als er een hond op je af zou komen, gooi dan deze zakdoek naar zijn muil". Het meisje deed wat haar was aangeraden. Toen het verliefde paar later op de avond in een café zat, zag het meisje dat haar vriend de vezels van de zakdoek nog tussen zijn tanden had.
Bron
W. Achten, Leuven, 1971
Commentaar
1.6 Weerwolven
midden-limburgs
a
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Diepenbeek