Hoofdtekst
Op ene keer, het was zo smerig weer en ik kwam van hier af. Ik was toen nog niet getrouwd hè. En de vrouw, die had niet graag dat ik aan de Jeugdstraat aan die café inging en ik ging daar ook zelden in. Ik ging thuis over de Bouquetstraat. Maar het was smerig en het koren stond nog en het was heel donker en ge hadt daar zo'n wegske neven het koren oplopen. Daar ging ik over die kant op en ik had een hond horen blaffen. Dat was een kwaad hondje. Ik dacht in mijn eigen: ik ga hier een stok uittrekken van die houtmijt. Die heb ik in mijn hand en ik hoor het hondje niet meer blaffen. En toen als ik aan dat koren kwam, blaft het hondje opeens en ik houwde met de stok naar het hondje en ik spring neven de straat en ik spring in de moos (= modder) zo hoog als dat. En in een keer komt daar zo iets neven mij rechtgekropen en ik dacht: Potverblomme, dacht ik in mijn eigen, wat is dat dan? Ik ging stillekens door maar ik keek niet over mijn schouder om want het was redelijk donker en toen viel mij dat in: dat was een die niet goed was, dat was de zuster van de man die daar woonde uit de winning. Maar het hondje was naar de kloten toe. Ik had niks niet meer gezien.
Onderwerp
SINSAG 0478 - Andere Erlebnisse; unbeschreibbare Spukerscheinungen.   
Beschrijving
Een man die 's avonds door het korenveld naar huis wandelde, schrok van het geblaf van een hondje. De man sneed alvast een stok af om zich zonodig tegen het dier te kunnen verdedigen. Even later blafte de hond weer. De man sprong in de modder en sloeg naar het dier. De man was echter doodsbang toen hij naast zich iets in de modder zag bewegen. Later realiseerde de man zich dat het de zieke vrouw van de boer uit een nabijgelegen hoeve moest zijn geweest.
Bron
W. Achten, Leuven, 1971
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
midden-limburgs
h
memoraat
Naam Locatie in Tekst
Diepenbeek