Hoofdtekst
Pietje Hollanders weunde ip d’hofstee van Couckens. Da ventje was van nie benauwd. Je moest ne keer met hout naar Kortrijk. Je ging met z’n boever met drie peerden naar Kortrijk deur de bussen. Amenekeer begunnen die peerden te stampen en ze willen nie meer vooruit. Pietje gaat gaan kijken en je ziet daar een luchtje in de bussen. Pietje gaat met z’n boever nadre en ze zien daar drie mannen in den bus. Pietje zei: "Gaat giedre ne keer voort, want m’n peerden willen nie meer voort." "’n Momentje" zeien ze, en z’haalden een schrage uit en ze trokken daar een lijk uit de groend. En da luchtje ging uit en ze gingen voort met da lijk. En ton wilden de peerden were voortgaan.
Beschrijving
Een man die nergens bang voor was, ging samen met zijn knecht met drie paarden hout naar Kortrijk brengen. Toen de paarden in de bossen plots begonnen te stampen, zag de man een lichtje tussen de bomen. De man en zijn knecht zagen hoe drie kerels een doodskist met een lijk uit de grond haalden. Zodra dat was gebeurd, ging het lichtje uit en konden de paarden weer verder.
Bron
P. Vandewalle, Leuven, 1968
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
west-vlaams (o van houtland)
97
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Ruddervoorde   
Plaats van Handelen
Kortrijk