Hoofdtekst
In Kiezel, dat was, ene is bij mij onder de troep geweest. Die gingen 's avonds op de loerjacht, in de maneschijn hè, aan de morgen aan. Die kwamen toen in de Pampert (= beemden te Diepenbeek), daar woont die Lewieke van den artist (= veearts). Toen zegt de ene tegen de andere: 'Gaat daar eens achter dat koren uit kijken of daar geen haas op de weg zit.' Hij gaat. 'Ja, nondedju, hier zit een grote', zegt hij. En daar komt de andere af. 'Nondedju de weerwolf', zegt hij. En ze begonnen te schieten, wor, de een kartouche achter de andere en hij was naar de kloten, wor. Ze konden hem niet in zijn gezicht schieten.
Beschrijving
Enkele mannen gingen 's nachts bij maneschijn op strooptocht. Bij de Pampert aan Lowieke van de veearts meende één van de mannen een grote haas te zien. De andere ging kijken en riep uit: "Verdomme, de weerwolf!" De mannen haalden de trekker van hun geweer verschillende malen over, maar ze slaagden er niet in om de weerwolf op zijn voorhoofd te raken.
Bron
W. Achten, Leuven, 1971
Commentaar
1.6 Weerwolven
midden-limburgs
d
fabulaat
'Pampert' is de naam van een beemd in Diepenbeek
Naam Overig in Tekst
Lowieke (van de veearts)   
Naam Locatie in Tekst
Diepenbeek   
Plaats van Handelen
Pampert