Hoofdtekst
E mètske goenk noa de kermes. Do weunde het opeens van de kooi hand gesloagen. Het weunde fel ziek. As ze in bed loog vloog ze altaid op en vloog de hoek in. Woa ze do zoog weet ich niet. De pa zocht hulp. Een vrouw zaag dat ze heur kos genezen. Ze hoa dat van ene poater geleerd. De minsen moesten allemoil uitkomen, mai ze mochten niks zeggen. De vrouw roep drai keer op het mètske. De derde keer koem ze neven heur stoan. Ze was genezen. Nu leeft ze nog. Heur hoar was helegans in de war. Mijn moeder hielp het hoar losdoen.
Onderwerp
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
Beschrijving
Een meisje dat op de kermis door de kwade hand was geraakt, werd ernstig ziek. Wanneer het meisje in bed lag, sprong ze altijd recht en ging naar de hoek van de kamer. Een vrouw die beweerde dat een pater haar had geleerd om mensen te genezen, ging naar het meisje toe. Nadat de vrouw het meisje driemaal had geroepen, was het kind genezen.
Bron
R. Jageneau, Leuven, 1965
Commentaar
2.1 Heksen
limburgs (borgloon)
350
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Vliermaal