Hoofdtekst
D’er waren op ’t hof van Taf Mattheeuws twee knechten. Taf was schapenboer en enen knecht was nen Duitsen schapre. Diene schapre ging alle zaterdagavonden om een vers hende naar Duitsland en ot maandag was had hij een schoon hende aan. Den anderen knecht vroegt ot hij gene keer mee most. "Jaag," zei de schapre, "maar ge moet oppassen." Onze (als ze) de zaterdagavond voortgeên en aan een kruisstrate kwamen stonden d’er daar twee geten. De schaper zegt: "Zet u op die gete en zegt: "over al en boven al" en ge gaat er zijn." Maar den knecht had ’t niet goed verstaan en zei: "Over al en deur al" en hij vloog deur takken en bomen en bossen en ‘t ’s andrendaags was hij niet meer te kennen.
Beschrijving
Op een boerderij werkte een Duitse schaper die iedere zaterdagavond in Duitsland een schoon hemd ging halen. Op maandag was de schaapherder al terug. Op een dag vroeg een andere knecht of hij eens mocht meegaan met de Duitse schaper. De schaapherder stond het toe en ging op zaterdagavond met de knecht naar een kruispunt, waar twee geiten stonden. De schaapherder sprak tot de knecht: "Ga op die geit zitten en zeg: 'Over alles en boven alles'". De knecht vergiste zich echter en zei: 'Over alles en door alles'". Daardoor vloog de knecht door takken, bomen en bossen. De volgende dag was de knecht in geen velden of wegen te bespeuren.
Bron
O. Mattheeuws, Leuven, s.d.
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (grens oost- en zeeuws-vlaanderen)
384
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Duitse schaper   
Naam Locatie in Tekst
Knesselare