Hoofdtekst
In Hees woor (was) een naaister. Die gong bij de mensen naaien en 's avonds zegden ze dat ze moest uitscheiden dat ze anders met der werewolf te doen zou hebben. Maar ze zei: 'Ich heb nie bang.' Ze was zelf een heks en haar moeder moest sterven. Dat was ook een heks maar ze kos niet doodgaan. De pastoor zei tegen de naaister: 'Pak het maar over, ich zal dech (u) daarna wel ervan afhelpen.' ''t Is goed', zei ze, maar daarna kwam ze niet en toen zei ze tegen de pastoor: 'Neen neen, ich kom nie, nu heb ich teveel plezier.'
Beschrijving
In Hees woonde een naaister die niet bang was voor weerwolven. Toen haar moeder op sterven lag, sprak de pastoor: "Neem de heksenkunsten van je moeder maar over. Daarna zal ik je er wel van af helpen". Nadat de naaister de kunsten van haar moeder had overgenomen, wilde ze die niet meer kwijt omdat ze er zoveel plezier mee had.
Bron
W. Jackers, Leuven, 1958
Commentaar
2.1 Heksen
limburgs (bilzen)
433
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Grote-Spouwen   
Plaats van Handelen
Hees