Hoofdtekst
L.V.: 1830.X: In de oorlog van ‘30?X: Ja.L.V.: Toen moesten ze ook vechten. En toen was daar een overste die heel wat te zeggen had en die gaf zijn landheer de toestemming dat hij voor zijn vrouw zou zorgen. En hij (de landheer) was jaloers daarop dat die vrouw daar zo schoon zat.X: Ja.L.V.: En dan had hij van die vrouw van alle kwaad gezegd.X: Maar wie was jaloers op wie?L.V.: Die landheer ...X: Ja.L.V.: ... die was jaloers dat die grote baas zo een ferm vrouwmens had hé.X: Ja.L.V.: Die moest ... Dat was zogenomen zoveel als een minister, moet ik zeggen. Die moest de oorlog in hé. En toen gaf hij het vertrouwen van zijn vrouw aan zijn landheer.X: Ja.L.V.: Die zijn land bestuurde en zo hé.X: JaL.V.: Hij (de landheer) zag die vrouw (van zijn baas) graag hé. Maar die vrouw, die wilde van niemand niets weten hé. Ja, die hield haar op haar dingen (die hield haar fatsoen) hé. En toen had hij daar toch gezegd tegen de knechten - drie knechten geloof ik dat er waren - tegen die knechten gezegd dat die vrouw haar plicht niet deed en dat hij dat moest overgeven als die vent (zijn baas) terugkwam. En toen had hij maar besloten om te proberen die vrouw te overhalen (te verleiden} en dat ging niet. En die (vrouw) had een trouwe hond. En die hond, elke keer als hij (de landheer) binnenkwam, die wou hem bijten. Maar die vrouw hield hem dan terug. En toen op zekere keer, toen was hij dan toch zover dat hij daar binnen was en toen wilde hij die vrouw bedwingen en (met haar) doen wat hij wilde. Dat wilde die vrouw niet. En toen zouden ze (de landheer en zijn handlangers) dan proberen om die vrouw van kant te maken.X: Ja.L.V. : Dan als die vent terugkwam, dat hij dan die hele eigendom kreeg hé.X : O ja!L.V. : En toen hadden ze dan besloten van die vrouw in het bos tedoen, het grote bos en ze daar van kant te maken. En toen ... een hond hadden ze meegepakt, maar niet haar hond, de hond die zogenomen daar rond liep (de hond van het erf). En toen moest die vrouw mee, werden haar handen gebonden en die moest mee. En toen stonden ze in het bos. En die twee mannen die dat moesten doen, die hadden medelijden met die vrouw omdat die in verwachting was. En ... X : Van haar man?L.V. : Ja. En toen hadden ze besloten van die vrouw maar met rust te laten. Maar die landheer had gezegd; als ze ze dood hadden, moesten ze haar tong uithalen en haar tong meebrengen. En toen ze zover waren dat ze daar in het bos kwamen, moest ze dan beloven aan die twee - omdat die anders de strop kregen van die landheer hé - dat ze nooit uit het bos zou komen, dat ze daar zou blijven. Ja, dat zou ze doen. Ze zou in het bos blijven. En toen hadden ze die hond kapotgemaakt die ze meegepakt hadden en die tong meegepakt naar de landheer. Nu dacht die landheer zeker dat ze dood was hé. Toen was de oorlog gedaan en toen kwam die grote man, kwam terug. En toen zag hij dat zijn vrouw spoorloos verdwenen was. Maar die twee, die mochten niets zeggen hé. En toen was er op een zekere keer, was die vrouw ziek en toen verscheen daar een hert. En toen kwam die kleine daar (kwam die kleine ter wereld) en ze had niets (om de kleine te beschermen). En toen met een oesterschelp, daar moest hij mee drinken. Daar was ook zo een fontein hé. Daar konden ze drinken. En dat hert, dat ging naast de kleine liggen en dat krolde zich om de kleine zodat dat geen kou had.X : Allé nu.L.V. : Ja. En toen het zover was, had hij het toch zover gemaakt dat hij een berg uitgehold had - hij zal daar gewerkt hebben hé - en van de dennewortel gegeten en zo. Allé, dat ze dan toch een beetje beschutting hadden voor de hevige kou en dan voor de winter. En dat had toch al verschillende jaren geduurd. En toen was dat kind een jongetje,en dat was al wat groot en toen werd ze ziek. En toen zei ze tegen dat jongetje - haar ring had ze nog aan, waar ze mee getrouwd was ...X: Ah ja.L.V. : ... met die dingen (de overste) - dat hij die ring als zijdood was, dat hij terug naar de dingen (het landgoed van zijn vader) zou gaan en dat hij die ring zou laten zien aan zijn vader. En toen beterde ze toch weer, genas ze weer wat. En toen op een keer was die heer aan het jagen in dat bos. En toen zag hij daar iets lopen. Toen ging ze daarvoor lopen omdat ze niets meer aan had dan een stuk schaapsvel, allé zo wat ze bijeengeraapt had. Ging ze lopen, ging ze die spelonk in waar dat ze altijd inzaten. En dat hert, dat bleef op die spelonk staan, dat ging niet lopen. En toen riep hij: als er iemand in zat, dat ze er moesten uitkomen, dat hij anders schoot. En toen riep ze dat ze wel zou komen, maar dat ze niets had om aan te doen, dat ze zo niet kon komen. En toen kwam hij naderbij en toen liet ze hem erin kijken. En toen zag hij dat dat zijn vrouw was. En toen die vrouw zover was, heeft hij die vrouw gehaald en mee(genomen) naar het kasteel. En toen moest ze vertellen waarmee en hoe en wat dat zij in dat bos gekomen was hé. En toen vertelde ze het. Dat die twee en die landheer haar verbannen hadden om daar te sterven en dat ze de hond gepakt hadden en dat ze haar tong en die landheer moesten brengen zodat ze zeker dood was. En toen besloot die grote man om die twee levend te verbannen. En toen had hij een os gehaald ...X: Ja.L.V. : ... die man. En die ... twee ossen.X : Waarom?L.V. : Hoor maar. Had hij twee ossen gehaald. En toen had hij eenkoord ...L.V.:... aan een os gedaan en een koord aan de andere os gedaan. En aan een koord had hij die andere zijn handen vastgebonden en aan de andere os had hij hem met zijn voeten vastgebonden, En zo meende hij hem ...X: Uiteen te trekken!L.V.:... met twee ossen uiteen te trekken.X: Ja.L.V.: Toen kwam toch zijn vrouw daar tussenbeide. Dat hij dat toch niet moest doen, dat dat toch veel te erg was. Dat hij ze op een andere manier moest verbannen. En toen heeft hij ze verbannen dat ze moesten werken dag en nacht tot ze erbij bezweken, (onduidelijke opname) Toen zat er daar een rentmeester bij, allé, die daar ... Dat hert, dat was in dat bos niet kontent, dat was ook naar het kasteel gekomen. Toen heeft ze nog vier jaar geleefd. En toen als ze dood was, is ze begraven - goed begraven - en toen is het hert naar het kerkhof gegaan en dat heeft met zijn kop tegen dat kruis geslagen tot het hert ook dood was. Het hert is op het graf gestorven.X: Allé nu. Was dat echt gebeurd?L.V.: Dat moet echt gebeurd zijn.
Beschrijving
Een man die een vooraanstaande functie bekleedde in het leger, gaf zijn landheer de opdracht om tijdens de oorlog voor zijn echtgenote te zorgen. De landheer probeerde de vrouw meermaals te verleiden, maar zij bleef haar echtgenoot trouw. Uit frustratie maakte de landheer de vrouw zwart bij de knechten die op de boerderij werkten. Op een dag gaf de landheer de knechten de opdracht om de vrouw naar het bos te brengen en haar daar te vermoorden. In het bos gekomen kregen de knechten echter medelijden met de vrouw, die bovendien zwanger was. De knechten hadden de opdracht gekregen om na de moord de tong van het slachtoffer mee te brengen voor de landheer. De knechten konden het echter niet over hun hart krijgen de vrouw te vermoorden en ze doodden een hond in de plaats. Vervolgens sneden ze het dier de tong uit de mond. Toen de veldheer terugkwam van de oorlog, stelde hij vast dat zijn vrouw spoorloos verdwenen was. De knechten mochten van de landheer niets verklappen over het lot van de arme vrouw. De in het bos achtergelaten vrouw bracht haar kind ter wereld en werd in haar strijd om te overleven geholpen door een hert. Toen de veldheer op een dag ging jagen, merkte hij het hert op, dat hem naar een spelonk leidde. In die spelonk trof de veldheer zijn vrouw aan. Nadat de vrouw had verteld wat haar was overkomen, wild de veldheer zijn landheer en zijn knechten folteren door hen met hun handen aan een os te binden en met hun voeten aan een andere os, tot die twee ossen de slachtoffers uit elkaar hadden gerukt. De vrouw wist haar man echter te overtuigen niet over te gaan tot zulke wreedheden. De misdadigers werden verbannen en moesten de rest van hun leven werken tot ze erbij neervielen. De vrouw heeft nog vier jaar geleefd. Toen ze gestorven was, kwam het hert naar haar graf en stootte met zijn kop tegen het kruis. Het hert is op het graf gestorven.
Bron
K. Abrahams, Leuven, 1986
Commentaar
7. Sprookjes
limburgs (eksel)
145.1
1830
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Eksel