Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

ADESM0217_0218_29965 - Keizer Karel te Oudenaarde

Een sage (mondeling), 1955

Hoofdtekst

Keizer Karel te Oudenaarde.Op ne zekeren dag moes Keizer Karel deur ’t Magistraat plechtig op ’t stadhuis ontvangen werden. Rond de gesteld’ure kwamt de vorst met zijn gevolg aan de Baarpoorte, die tot zijn grote verwonderinge gesloten was; geneen uitkijker op de stadsmuren te zien. “Gaat op de poorte stampe”, bevaldege de Keizer aan zijne schildknecht. De jongen sprong van zijn pird en stamteg’ op de deure, al wat dat ie kost, maar ’t wa der sjuust niets aan te doen. “Klopt er met die steen op die ter ligt”, riep de Keizere. De schildknecht nam de steen en kloptege zodanig op de poorte dat ie der putten in sloeg. “Verdomme”, riep Keizer Karel. Na dan ze lange geklopt en gestampt ha’n, hoordege daar man eindelijk stappen. De poorte gingt ezo een beetse open, en men zag der ne man verschijnen, rood, rood van gezicht, die al mee ne keer op zijn knien viel al roepende: “Och Here, vergeef mij, Mijnheer de Keizer, ‘k ha buikpijne en ‘k zot op ’t huizeke, vergeeft aan nen armen dompeleire, aan nen armen sukkeleire, ‘k he vrouw en kinders.” “Ge liegt, antwoordde de Keizer, ge zijt rood link een pioene, en ‘k riek kik van op meen pird, dade gij van ’t Oudenaards bruin bier geproefd hebt.” “Ja, Mijnheer de Keizer, antwoordege den ander beteuterd. ‘k He gelogen, hebt toch medelijden mee mij.” “Gij zijt een varken, zei de vorst, en nen ontrouwe saldot. Ui plotse was op de stadsmuren in plotse van stopen bruin bier te gaan zuipen. Ge zoedt beter water drinken en nen bril dragen om uine Keizer te zien afkomen.” En de machtige Keizer mee zijn gevolg reed de stad binnen en kwam op de Grote Mort, aan ’t stadhuis, waar ’t Magistraat angstig op hem stond te wachten. “Mijnheer den Burgemeester, Mijnheren, sprak de vorst, waartoe dienen die stadsmuren en poorten, wanneer dan z’onbewaakt zijn?” En ie verteldeg’ ulder heel kolirrig, wat dat er gebeurd was; en glimlachend besloot ie: “Mijnheren, van nui af zal ’t stadswapen van Oudenaarde nen bril dragen.”

Beschrijving

Op zekere dag werd Keizer Karel op het stadhuis van Oudenaarde ontvangen. Bij zijn aankomst stelde Keizer Karel tot zijn grote ontsteltenis vast dat de Baarpoort gesloten was. Hij gaf zijn schildknecht de opdracht om tegen de poort te schoppen. De knecht klopte met een steen zo hard tegen de poort dat het hout was beschadigd. Na een tijdje hoorde men voetstappen en verscheen er een man die met een rood hoofd zei: “Vergeef mij meneer de Keizer, ik had buikpijn en zat op het toilet”. De Keizer antwoordde: “Je liegt. Je gezicht is rood en ik ruik van op mijn paard dat je van het Oudenaards bruin bier hebt geproefd”. Daarop antwoordde de man: “Ja meneer de Keizer, ik heb gelogen, maar heb toch medelijden met mij”. De Keizer antwoordde meedogenloos: “Je bent een varken. Jou zou beter water drinken en een bril dragen, zodat je de Keizer ziet aankomen”. Toen de Keizer de stad binnenreed, deed hij zijn beklag bij de magistraat. Deze laatste antwoordde vervolgens: “Vanaf nu zal het stadswapen van Oudenaarde een bril dragen”.

Bron

A. Desmyter, Gent, 1955

Commentaar

6. Sagen - Sprookjes
oost-vlaams (zuiden: bevere en oudenaarde)
144
fabulaat

Naam Overig in Tekst

Keizer Karel    Keizer Karel   

Keizer Karel    Keizer Karel   

Naam Locatie in Tekst

Oudenaarde    Oudenaarde   

Plaats van Handelen

Baarpoort (Oudenaarde)    Baarpoort (Oudenaarde)   

Oudenaarde    Oudenaarde