Hoofdtekst
In een 'winning' te Piringen gingen ze 's morgens eens klaver halen. Daar waren altijd drie wijven die daar kwamen klaver bijeenrapen voor de konijnen. Toen zei de pachter: 'Ge moogt dat wel maar ge moet wachten tot als wij gedaan hebben.' Dat bleef zo en ze zetten 'hen' en toen de wagen geladen was, reden de knechten weg. Maar toen ze op de 'kriezel' kwamen aan het huis van een van die wijven, bleven ze steken. En ze haalden nog een paard bij en nog een, maar 't was geen 'avans'. Toen zei de pachter: 'Gaat weg, gij zijt geen voerlie, ik zal hem 'wegvaren' met één paard.' En toen deed hij uitspannen en hij pakte een vijl en terwijl hij begon te 'varen' met één paard, vijlde hij op het rad. Toen trok het paard heel alleen de wagen door en 's anderendaags liep daar een van die wijven met een doek rond haar hals, en ze hadden de heks haar kop bijna overgevijld.
Onderwerp
SINSAG 0640 - Hexentier verwundet: Frau zeigt am folgenden Tag Malzeichen.
  
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
SINSAG 0534 - Die dreizehnte Speiche   
Beschrijving
Op een dag gingen de knechten van een hoeve in Piringen 's ochtends klaver halen in het veld. In het veld zaten altijd drie vrouwen die klaver kwamen afsnijden voor hun konijnen. Eén van de knechten sprak tot hen: "Jullie mogen dat wel, maar jullie moeten wachten tot wij klaar zijn." Toen ze hun wagen hadden volgeladen, reden de knechten weg. Maar op de weg naar de hoeve, reed de wagen plots vast in de kiezeltjes vóór het huis van één van die vrouwen. Ze haalden nog enkele extra paarden, maar het hielp allemaal niets: ze kregen de wagen niet meer los. De knechten gingen de boer halen, die erin slaagde om met behulp van een vijl de wagen los te krijgen. De volgende dag liep één van de drie vrouwen met een doek om haar hals: ze hadden haar hoofd er bijna afgevijld.
Bron
F. Beckers, Leuven, 1947
Commentaar
2.1 Heksen
zuid-limburgs
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Jesseren   
Plaats van Handelen
Piringen