Hoofdtekst
Y|: Gelooft gij in heksen?X: Nee, hoor!Y: Weet gij of er in Bolderberg heksen geweest zijn?X: Niet dat ik weet.Y: Wat was dat verhaaltje van die lichtjes?X: Ah, die zo langs het kanaal opgingen, hè, ’s avond[s] als het dek (dikwijls) donker was. Dan zagen ze altijd licht dat hen volgde, hè. En de mensen hadden een stok bij en dan sloegen ze.Y: Maar dat had evengoed maneschijn kunnen zijn op het water?X: Nee, dat kan niet. Dat was het niet.Y: Dat was een lichtje dat niet op het water was?X: Nee, tegen de vuiligheid van het kanaal, hè. Zo heb ik dat horen vertellen.Y: En daar hadden de mensen schrik van?X: Ja, daarom hadden ze een stok bij, hè, maar dat bleef niet weg.Y: Hebt gij dat gezien?X: Nee, nee dat heb ik maar van horen vertellen, hè. Mijn vader zaliger heeft dat dek (dikwijls) verteld.Y: Had uw vader daar schrik van?X: Nee, nee dat niet.
Beschrijving
Wanneer het 's avonds donker was, zagen de mensen langs het kanaal lichtjes die hen volgden. De mensen sloegen dan met een stok naar die lichtjes.
Bron
E. Droogmans, Leuven, 2002
Commentaar
1.3 Vuurgeesten
limburgs (heusden-zolder)
6.1
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Stokrooie