Hoofdtekst
De aubelmenkes dat waas e suort van kabouters, mèt dit versjil: de kabouters hauwe de punt van hun möts nao achter en deze kauwen hem nao väör. Es ze wiste det örges väöl werk waas dan ginge ze ’s nachts de potten en de panne potse dat ze blonke wie ene spiegel en es alles klaor waas ginge ze weer weg.Ze woere gewoenlik mèt 5. Twie veur op den oetkiek te stoën, twie vuer te sjoren en eine om te kommendere.
Onderwerp
SINSAG 0063 - Die hilfsbereiten Zwerge arbeiten in der Nacht für die Menschen für Nahrungsmittel (Tabak, Geld)   
Beschrijving
De alvermannetjes waren slechts op één punt te onderscheiden van de kabouters: de alvermannetjes droegen hun muts met de punt naar voren, terwijl de kabouters hun muts met de punt naar achteren droegen. 's Nachts gingen de alvermannetjes bij de mensen de potten en pannen poetsen. Gewoonlijk waren de alvermannetjes met vijf: twee om te poetsen, één om te werken en één om bevelen te geven.
Bron
J. Venken, Leuven, 1968
Commentaar
1.2 Aardgeesten
limburgs (maasvallei)
15 (3)
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Maaseik