Hoofdtekst
Een meisje, dat kindje was een maand of acht oud, ze dee nooit anders of schreeuwen, dat was zo mager lijk een oud spichtje, en ze zeien ossan: “Marie, waarom gaat ge niet naar de paters?” En ze gingen op ’t laatste. “Ja, vrouwtje”, zeien de paters, “dat kind is betoverd, maar ’t en zal van den eersten keer niet gedaan zijn”. Z’hebben daar gelezen en gezweet. En ze gaven negen suikertjes mee en negen dweils (dweilen). “Vrouwtje heb je geen vermoedens, we gaan gewijgd (gewijd) meegeven”. Ze staken één onder de voordeure en één onder d’achterdeure. Ze mochten niet zeggen wie dat’t was, maar dat vrouwmens heeft nooit meer binnengekomen.
Onderwerp
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
Beschrijving
Een kindje van zo'n acht maande oud huilde de hele tijd en werd graatmager. De paters spraken tot de moeder van het kind: "Je kindje is betoverd en dat probleem zal niet zo snel opgelost zijn". De geestelijken overlazen het kind tot ze helemaal bezweet waren en gaven negen suikerklontjes en negen dweilen mee. De moeder kreeg ook iets gewijds om onder de voordeur en onder de achterdeur te steken, zodat de heks niet meer zou kunnen binnenkomen.
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (franse grens)
206
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Roesbrugge