Hoofdtekst
Bij Jef van Lemmeke vroeger he dieje mens dieje had do vrugger veul leed mee. Dan had hij een beest kapot in de stal, dan een varke kapot en ik was dan altijd bij dieje mens en ik smoorde vroeger geere bij dieje mens en dan moest ik de pijp ma meeneme en dan kreeg ik toebak en hij zee tege mij: " ze zeggen van heksen ma ‘k moet toch geloven dat ’t waar is". En dat deed van tijd zo lelijk he en dieje had een meid bij hem en op ne keer toen zei hij zoewe: "ik moet het op de een of andere keer gaan doen" zei hij. Op ne keer toen stond hij ’s morgens op en do lag ne grote boterham mee een groot stuk hesp tussen op de dorpel en toen zee hij: "nu is ’t tijd dat ik ga" en toen is hij naar Hasselt, naar de paters gegaan en do hemme ze ze laten zien. De paters laten die in een glas mee water zien, en do komt ze dan instaan, de foto he. En toen heeft hij de meid en alles buiten gesmeten. Want ’t was eigenlijk de zuster van de meid die dat allemaal was. Die leeft nu nog.
Beschrijving
Jef V.L. vermoedde dat zijn stal behekst was omdat er al veel dieren zonder duidelijke oorzaak waren gestorven. Toen Jef op een ochtend een boterham met een groot stuk ham op de dorpel zag liggen, vertrok hij onmiddellijk naar de paters van Hasselt. De paters lieten het gezicht van de heks verschijnen in een glas water. De heks bleek de zus van Jefs meid te zijn.
Bron
M. Vankerkhoven, Leuven, 1964
Commentaar
2.1 Heksen
limburgs (grensgebied kempen-hageland)
508
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Jef V.L.   
Hasselt (pater van)   
paters van Hasselt   
Naam Locatie in Tekst
Tessenderlo   
Plaats van Handelen
Hasselt