Hoofdtekst
De tante van moeder was getrouwd met bakker Proot van Moere. En die bakker hadde den onderpaster slecht gemaakt. Je (hij) zei datten onplichtig was. En je (hij) wierd afgezet van de bisschop ook. En j’hadde nog willen ene keer in de preekstoel gaan, maar je (hij) mocht niet meer. Je (hij) zei dat die familie ging te niete gaan en opgeëten worden van de luizen. En die tante van m’n moeder he, as ze ton (dan) later as haar vent dood was, bij haar moeder was, ze moste onderhouden worden. Ze waren geheel te niete gegaan! En dat schilde maar zovele (dat was zo) dat ze de luizen van haar niet kosten keren. Ze koste (kon) haar niet kuisen. Dat was verwenst he van die paster. Geestelijken, je moet dat gerust laten.
Beschrijving
Een bakker had de onderpastoor ervan beschuldigd dat hij zijn religieuze taak niet ter harte nam. De onderpastoor werd door de bisschop geschorst. Daarna verwenste de onderpastoor de familie van de bakker en zei dat ze allemaal tenonder zouden gaan. Die voorspelling is uitgekomen.
Bron
J. Aspeslagh, Leuven, 1958
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (kamerlingsambacht)
262
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Leffinge