Hoofdtekst
Ze zaten an heerd met e ziek kind. Dat wos in Schollaerts huus te Veurne. Dat kind schreemde dag en nacht. En binst dat ze dor zat, ’t kwam dor e zworte katte, die keppe makte (aaide). ’t Komt dor èn ander vromens binnen die zegt: "Louïse, zoej gij die katte niet butenschuppen? Ol die vreemde katten roend je joengens, dat is ol niet goed." En olmeddèkeer ze begoste te miauwen. En den oedsten, Evarist, pakte de blaaspupe en je sloeg ermee tegen die katte heur poten. ’s Anderndaags kwamen z’e vintje tegen die spakte en dat vromens zei: "Ziej’t nu wie dat er julder kind betoverd éét? ’t Is den dien die hem vermomt in e katte."
Onderwerp
SINSAG 0697 - Seele in Tiergestalt.   
Beschrijving
In een huis in Veurne zat men met een ziek kind bij de open haard. Het kind huilde de hele nacht. Op zeker ogenblik kwam er een zwarte kat binnen, die de benen van het kind streelde. Een buurvrouw die net binnenkwam, zei: "Zouden jullie die kat niet uit de buurt van je kind houden? Dat is gevaarlijk!" Daarop sloeg een man met een blaaspijp tegen het dier. De volgende dag kwam men een man tegen, die mankte. Hij had zich in een kat veranderd om het kind te betoveren.
Bron
S. Top, Leuven, 1964
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (vrijbos)
214C
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Schollaert
Evarist
Evarist
Naam Locatie in Tekst
Hooglede   
Plaats van Handelen
Veurne