Hoofdtekst
Bij Van Hauwaerts was er ne keer overkomste. En oet die mins voortgienk bleef ne in ’t lochtingske (tuintje) voor de deure zitten en je koste doa nie weg. En je had heel dat stikske grond ommelopen en platgetorten, en je koste niet weg. En ’t lochtingske was misschien de grote van oeze keuken. En je was ie van de moare bereen, of je had ip doolkruud (dwaalkruid, als iemand erop trapt doet het hem verdwalen) getorten, dat is het zelfste.
Beschrijving
Een man die naar huis wilde gaan, bleef in een klein tuintje ronddwalen en raakte daar niet meer weg. De man was wellicht door de maar bereden of had op doolkruid getrapt.
Bron
R. Callens, Leuven, 1968
Commentaar
west-vlaams (tielt en izegem)
334
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Izegem