Hoofdtekst
Mie broor waas bang vuer die heks biej os tiègenuever. Ze hauwen hem dao e bitsje bang vuer gemaak en dae woer zoe mager es ’n hout. Dae hauw zich op dat op ze lief gejaagd, dae geeng aan-zeender-ouge trök. Dow höbbe ze hem biej dae boer weggepak en dow höbbe ze hem laoten ueverlièze van ene geiselik en dow is dat naogelaote.
Onderwerp
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
Beschrijving
Een jongen werd alsmaar magerder en magerder omdat hij bang was voor zijn buurvrouw, die ervan verdacht werd een heks te zijn. Een tijdje later werd ook de vriendin van de jongen graatmager. Nadat de jongen door een geestelijke was overlezen, genas hij.
Bron
J. Venken, Leuven, 1968
Commentaar
2.1 Heksen
limburgs (maasvallei)
472
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Stokkem