Hoofdtekst
De Dutschen schaper, hij wachtte de schapen en je ging daar passeren zonder gêndag te zeggen en je ging vergeven zijn van de luizen. ’t Waren der die naar de messe gingen en z’en hadden ook geen gêndag gezegd en ze waren vol luizen, en ze kosten zieder alzo niet naar de messe gaan en ze keerden weere. “Hoe”, zei den schaper, “zijt ge daar al weere”? “Ja”, zeien ze, “me kunnen wieder alzo naar de messe niet gaan, me zijn vergeven van de luizen”.“Zegt den naaste keer goêndag egen den schaper”, zei’n. “Nu, goêndag, schaper”, en ze waren weg de luizen.
Beschrijving
Enkele mensen die naar de mis gingen en onderweg een Duitse schaper voorbijliepen zonder hem te groeten, zaten even later vol luizen. De mensen keerden terug naar huis en spraken tot de schaper: "We kunnen zo niet naar de mis gaan, want we zitten vol luizen!" Daarop antwoordde de schaper: "Zeg de volgende keer goeiedag!" Vervolgens zeiden de mensen: "Goeiedag, schaper!" Het volgende ogenblik waren de luizen allemaal verdwenen.
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (franse grens)
387
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Duitse schaper   
Naam Locatie in Tekst
Stavele