Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

HSCHO0522_0522_11086

Een sage (mondeling), donderdag 28 november 1996

Hoofdtekst

39 Joan van Jaentje, wùr, hebt ge die gekend?I Nee.39 Die wat hier woonde waar de bakker daar zit.I Ah ja, ja.39 Die was bij Buule voor varkens-‘jeut’ (= om varkens te hoeden), Joan. Het was een goede jongen. En bij Pééke Joane ging hij zitten, wùr, bij de jongen. En toen kwam hij eens uit bij Pééke Joane. En er stonden ‘króóte’ (= bieten) of ‘kooldrab’ uitgehold in de haag, wùr, zoals doodskoppen en er was licht (in). En Joan terug het Heksensteegske op en achterin bij Buule. Het wijf van Buule, de oude Buule, die leefde nog: "Wat hebt ge, manneke?" "Oh, hieronder staan … weer… in de hagen." "Oh! Kom eens mee." Zij met haar stok houwde die ‘króóte’ en ‘kooldrab’ dat hij door de straat vloog. "Dé," zei ze, "hebt ge de kinderen bang gemaakt. Ge hebt de kinderen die ‘winning’ (= oude hoeve) al afgetroggeld met uw spoken der duivel." En toen kwam een andere mens in, toen werd er niet meer van ‘gekald’ (= gepraat). Toen hadden zij die ‘läöi" daar een ‘winning’ afgetroggeld met te spoken, wùr.

Beschrijving

Een jongen schrok zich haast dood toen hij in de haag uitgeholde bieten met kaarsen zag staan. Het leken wel doodshoofden.

Bron

H. Schoefs, Leuven, 1996

Commentaar

1.4 Luchtgeesten
limburgs (groot-riemst)
39H 522
fabulaat

Naam Locatie in Tekst

Vlijtingen    Vlijtingen