Hoofdtekst
De boer en de boerinne zaten met slichte boeken, zein ze. Die boer ging etwor nor de kermesse enne zei tegen ’t meisten: "Je meugt geen boeken uuthalen en geen boeken lezen." Mor die menschen kamen in van de kermesse en z’hadde zij olglijk e boek gelezen. En ’t wos e boek die precies de kwâ geesten upriep. Mor ’s achternoens ten drieënholf, die slichte geesten woren dor, wel met hoenderdduusd. En de boer zei tegen dat meisten: "Haalt e zak koolzaad van de zolder en giet hem in d’hoetvumme. Ze gon dor wel werk genoeg èn om ol die zaajges uut te zoeken." Z’èn die boeken toen ofhaald en dat wos toen gedon.
Onderwerp
SINSAG 0751 - Der Zauberlehrling.   
Beschrijving
Een boer en een boerin hadden slechte boeken. Toen de boer op een dag naar de kermis vertrok, sprak hij tot zijn meid: "Je mag niet in mijn boeken lezen!" De meid gehoorzaamde echter niet en las toch in de boeken. Om half drie 's middags zaten er wel honderdduizend boze geesten op de boerderij. De boer sprak tot de meid: "Haal een zak koolzaad van de zolder en giet de zak leeg in de houtmijt. De geesten zullen dan genoeg werk hebben om al die zaadjes te zoeken". Toen men de toverboeken van de boer had opgehaald, kwam er een einde aan het kwaad.
Bron
S. Top, Leuven, 1964
Commentaar
2.3 Toverboeken
west-vlaams (vrijbos)west-vlaams (vrijbos)
163I
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Zarren