Hoofdtekst
Tovenaar betovert een hoeve. In de Kete was er ne spookkelder maar er was daar al veel meer dan dat. Daar zijn er toeren gebeurd, jongen. Ongelukken dat ze daar gehad hebben, 't was wreed, er lagen daar ne keer op enen nacht twee koeien dood, en een beetje daarachter lag er een paard dood, en die mensen moesten daarnaar doen kijken of ze wierden plat gereneweerd. Ze roepen daar den ouden Bouckaert bij, dat was enen die nog wat meer kost dan ne gewone mens. Als hij er naartoe reed, zei hij tegen de koetsier: “Ge zult daar, als we de poorte binnenrijden ne vent zien staan, ewel, 't is den dienen die hier al het kwaad spuwt” en als ze in de poorte kwamen, 't stond daar toch wel enen, maar ze gebaarden dat ze hem niet en zagen en ze reden schone voorbij. Er kwam daar dan op dezelfden dag nog ne pater ook die ze gevraagd hadden. Ze zagen mekaar – “Dag eerwaarde pater” – “Dag mijnheer Bouckaert”.- “Eerwaarde pater, dat is hier ne vent die dat kwaad zet maar hij zit met wrede boeken”. Daarachter gingen ze rond in de stallen gaan lezen en binst dat ze rondgingen bleef die vent daar altijd voort staan in die poorte, maar allee, 't was daar toch wat verbeterd. De zondag daarachter kwamen er daar twee heren op het hof gegaan maar die oude had ook nen boek gehad van die pater en van zohaast dat ze die heren gezien had, ging ze dwars door het huis al lezend in haren boek en ze waren toch wel weg zeker, die heren. Achter een tijdje kwamen de paters nog ne keer were naar dat hof en ze hingen overal medaalden zodanig dat die vent niet meer binnen en kost met zijn kwaad. En dan vroegen ze ook naar de sterkste man van Wannegem, de pater vroeg ne zak en hij deed daar wat in maar 't en was niemand die zag wat dat het was. Die sterke vent pakte die zak op zijne rug “Och” zei hij “'k ga daarmee vallen”. “Ewel” zei de pater “ga er mee zover als dat ge kunt totdat gij er bij valt en giet hem dan uit”. En den dienen trok er mee voort naar de kanten van Nokere toe, maar hij geraakte nog zo verre niet of hij viel al en die zak boven op hem. Hij stond recht en pakte die zak en schudde het uit en er zat daar niets in, ewel, dat was toch ook wel raar eh, en dat het zo geweldig zwaar woog.
Onderwerp
SINSAG 0750 - Andere Zauberei.   
Beschrijving
In de Kete was een spookkelder waar men veel ongeluk had. Op een nacht lagen daar twee koeien dood. Enige tijd later lag er een paard dood. De boer liet een man komen, die over bijzondere krachten beschikte. Toen die man kwam aangereden, sprak hij tot de koetsier: "Je zal daar bij de poort de persoon zien staan, die voor het kwaad verantwoordelijk is". Zo was het ook. De twee negeerden de verschijning bij de poort. Toen een pater later op de dag langskwam, zei de man dat de persoon die het kwaad veroorzaakte, slechte boeken bezat. Daarna werden de stallen overlezen. De tovenaar stond echter nog steeds bij de poort. Op zondag kwamen er twee heren op de boerderij, die in een boek lazen en dwars door het huis stapten. De paters kwamen nog een keer terug om overal medailles te hangen, zodat de man die het kwaad veroorzaakte, niet meer binnen kon. De geestelijken lieten ook de sterkste man van Wannegem ter plaatse komen. De pater stak iets in een zak en liet die sterke man de zak op zijn rug dragen. De man zei: "Ik zal vallen met die zak", waarop de geestelijke zei: "Ga zover als je kan en giet de zak dan uit". De sterke man ging in de richting van Nokere, maar geraakte zover niet. Hij schudde de zak ter plaatse uit en stelde vast dat er niets in zat.
Bron
S. Bohez, Leuven, 1956
Commentaar
2.2 Tovenaars
oost-vlaams (tussen leie en schelde)
340
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Wannegem-Lede   
Plaats van Handelen
Wannegem   
Nokere   
Kete (Wannegem)