Hoofdtekst
Mulske, daar Tunke Muls uit de Kamert, spijtig genoeg dat hij dood is, anders kont ge het hem zelf vragen. Awel, die ging vrijen in Zolder. En daar achter op 't heike was toen 'n café. Ja en wie dat gaat hé, Tunke had dorst en ging daar 'n pint bier drinken. Daar binnengegaan, 'n pint bier gevraagd en toen hij ze uit had zei dat vrouwke van die café: 'Moet ge nog ver gaan?' 'Ja ' en dat was toch nog altijd 'n uur, anderhalf uur gaan. En 't vrouwke zei: 'Als ge ter maar geraakt.' 'Ja, in Godsnaam' zei Tunke. Maar hij had 't nog nie gezegd of ne slag en al was weg, de café en al en hij zat op ne poest met ne koehoorn in zijn hand.
Beschrijving
Toen M. zijn vriendin in Zolder ging opzoeken, besloot hij onderweg een glas bier te drinken in een café. De cafébazin vroeg: "Moet je nog ver gaan?", waarop M. antwoordde: "Ja, toch nog anderhalf uur". Daarop zei de vrouw: "Als je er maar geraakt!" "Ja, in Gods naam", zei M. Zijn woorden waren nog niet koud of de vrouw en het hele café waren verdwenen. M. zat op een boomstronk met een koehoren in zijn hand.
Bron
I. Kenens, Leuven, 1957
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
limburgs (noord-west)
111
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Eksel   
Plaats van Handelen
Zolder