Hoofdtekst
Bo (waar) dat geweest is weet ich ook niet meer. Do was ene jongen, die had voor pastoor geleerd, maar toen had er geen goesting meer en zijn vader deed hem mest laden. Hij vroeg hem: 'Wei (hoe) zegt ge dat in 't Latijn?' 'Riekatus, mestatus op karratus' en toen zei de vader: 'Pak dan riekatus en vaar de mestatus op karratus naar veldatus'. Maar de jongen wol naar de kermis gaan en er vroeg voor kermisgeld, maar eerst moest er mest spreiden. De vader wist goed genoeg dat er nie gedaan kos krijgen en de jongen goeng naar de mesthoop en toen zei er: 'Elk een', en toen was het gespreid. Dien andere, dat was ter duivel. En, wei er dat vertelde tegen de pa, toen joeg er hem voert.
Onderwerp
SINSAG 0750 - Andere Zauberei.   
Beschrijving
Een jongen die zijn studies voor pastoor had opgegeven, moest zijn vader helpen met het laden van mest. "Hoe zeg je dat in het Latijn?", vroeg de vader, waarop de jongen antwoordde: "Riekatus, mestatus op karratus". De jongen wilde naar de kermis gaan, maar hij mocht niet vertrekken vooraleer het veld was bemest. De jongen ging bij een mesthoopje staan en zei: "Elk één". Het volgende ogenblik was het hele veld bemest. De duivel had de jongen geholpen.
Bron
W. Jackers, Leuven, 1958
Commentaar
2.2 Tovenaars
limburgs (bilzen)
442
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Latijn   
Naam Locatie in Tekst
Beverst